Ze zit fier naast me in de rechtbank. Ze heeft donker haar met prachtig blauwe ogen en een stralende lach.
Toen we de rechtbank binnen liepen kon ik niet anders dan stomverbaasd zijn over het enorme verschil met een jaar geleden toen we hier ook liepen. De bange, schichtige vrouw die me huilend smeekte om mee te gaan naar de strafzitting van haar echtgenoot lijkt in niets op de prachtige vrouw die nu naast me zit. Ik blijf maar zeggen hoe trots ik op haar ben.
De eerste keer toen ik haar zag wilde ze scheiden. Ze was na de zoveelste mishandeling door de politie naar een vrouwenopvang gebracht. Getraumatiseerd, een grauw gezicht met ingevallen ogen. Nu zie ik een prachtige jonge vrouw. Ze studeert en dat doet haar zichtbaar goed. Haar bijna ex-man is stomverbaasd als hij haar ziet.
Als we bij de zaal gaan zitten begint ze te giechelen. Ze was bang geweest voor dit moment. Het weerzien met de man die haar zelfvertrouwen afnam en haar zo hard sloeg dat ze er littekens aan over hield leek moeilijk, maar ze voelt alleen maar medelijden.
Het is bijzonder getuige te zijn van zo’n mooie ontwikkeling. De vrouw die gesluierd en gebroken binnenkwam laat nu haar prachtige gitzwarte haar en kracht zien. Misschien draag ik nog wel weer eens een hoofddoek zegt ze, maar niet vandaag.