Het spijt me. Een excuus is op zijn plaats. Ik had u moeten vertrouwen. Achteraf heb ik de signalen die u ter zitting onmiskenbaar gaf totaal gemist. Ik heb geen ander excuus dan dat ik bang was. Bang dat u het advies van de Raad voor de Kinderbescherming zou volgen. Bang dat u de jeugdbeschermer zou volgen. Die angst was ongegrond weet ik nu achteraf.

Ik kende de opvatting van de jeugdbescherming om de omgang opnieuw op te starten, dus mijn verweerschrift was lang. Bewijzen te over dat omgang geen goed idee was. Vader was uitermate agressief in woord en gebaar en stalkte moeder al jaren. Hij was al twee keer veroordeeld en de volgende veroordeling was op komst. Vader betrok zijn zoontje volop in zijn dwingende wens met moeder contact te houden. Desondanks vonden de Raad en de GI dat er omgang moest zijn.

Ik pleitte de blaren op mijn tong tijdens de zitting. U onderbrak me op enig moment en zei vriendelijk: ‘mr. ter Avest, u heeft mij nu op vier verschillende manieren uitgelegd waarom er volgens u op dit moment geen omgang kan zijn, ik heb u echt gehoord’. Ik slikte en bood mijn excuses aan. ‘Soms is het heel lastig als advocaat niet in herhaling te vallen als er op zitting wordt gedaan alsof er niks aan de hand is’. U knikte begrijpend.

U bevroeg vader, de Raad en de GI. U sprak u uit over de ernst van de gedragingen. Volgens vader lag het aan moeder. De GI en de Raad gingen nergens op in, ondanks de heftige filmpjes met geweld, het stalkgedrag, de vele ernstige en specifieke bedreigingen en de veroordelingen van vader. Omgang moest er zijn. Hoe dan ook.

Daar dacht u heel anders over. De omgang kwam er niet. U wees daarnaast het verzoek van moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten toe. Bovendien was u in uw bewoordingen heel duidelijk. U gaf precies aan wat vader zou moeten doen om weer iets van contact met zijn zoontje mogelijk te maken.

Soms vind ik het jammer dat ik rechters achteraf niet even kan laten weten hoe goed een beslissing is geweest, hoe dit jongetje is opgebloeid en hoe zijn moeder weer vrijuit kan ademen nu ze niet meer gebukt gaat onder geweld. Vader komt ongetwijfeld weer in beeld en dat hoort ook zo. Hopelijk heeft hij dan hulp gezocht en is die hulp ook helpend.

Uw uitspraak is alweer maanden geleden als ik dit schrijf. Ik schrijf omdat het gisteren bijna weer gebeurde dat ik ter zitting teveel in herhaling viel. Bijna. Ik besloot bij nader inzien de rechter, die nieuwsgierig was en heel goed doorvroeg, te vertrouwen. Ik dacht heel even aan u.

 

 

 
 
 

Soms gebeurt het ineens. Onaangekondigd en ongecensureerd. Een familierechter die ingewikkelde en kritische vragen stelt. Die het aandurft in de rechtszaal het moeilijke gesprek te voeren. Die openlijk de vinger op de zere plek legt en doorvraagt. U bent zo’n rechter. Het zal u vast verbazen, maar veel rechters doen dat niet.

Als advocaat die zich voornamelijk bezig houdt met complexe echtscheidingen en complexe omgangsrelaties heb ik geleerd geen grote woorden te gebruiken. Ik gebruik zelden de woorden geweld, liegen, dwingende controle, intieme terreur, stalking, ouderverstoting of misbruik. Dit, terwijl bijna al mijn zaken in meer of mindere mate hierover gaan. Ik heb geleerd dat de gemiddelde familierechter deze woorden maar moeilijk kan horen. Ze zeggen dan dat ouders ruzie maken, het conflict opzoeken. En dus vermijd ik meestal grote woorden. In plaats daarvan beschrijf ik gedrag.

Ik heb geleerd, net als veel van mijn cliënten (en collega’s), om op eieren te lopen. Cliënten omdat ze bang zijn een nare reactie bij hun ex-partner uit te lokken, ik omdat ik u niet tegen mij in het harnas wil jagen. Want uw collega’s, althans een deel van hen, mijdt het conflict. Ze houden niet van grote woorden. Ze houden ook bijna automatisch beide ouders verantwoordelijk voor een conflict. Nog voordat ze het goed en wel hebben onderzocht. Spreken soms over ‘schuld’ omdat ‘waar twee vechten, twee schuld hebben’. Ze zien de eieren niet. En soms ook de werkelijkheid niet. Waardoor er voor kinderen en ouders niks wordt opgelost.

Zo niet u. U stelde zonder omwegen moeilijke vragen. U was heel duidelijk. Zocht ook de discussie op. U wilde het begrijpen. En ik ontspande. Het ontroerde me omdat u zelf die ingewikkelde woorden, die ik soms zo naarstig vermijd, ging gebruiken. Toen u mij het woord gaf, zei ik dat ik niks toe te voegen had. U keek mij vragend en onderzoekend aan, want ik had nog niks gezegd. Ook toen u mij de tweede keer het woord gaf onderdrukte ik de neiging om toch iets te gaan zeggen en liet ik mijn beurt opnieuw aan me voorbij gaan.

Feit is dat ik niks hoefde te zeggen. Uit uw vragen bleek dat u precies wist waar het over ging. U had onze stukken goed gelezen en legde uw vinger op alle zere plekken. Het voorkwam dat ik grote woorden moest gebruiken. Het voorkwam dat ik in de rechtszaal ook maar iets over de andere ouder hoefde te zeggen. U voorkwam dat de ene ouder tegenover de andere kwam te staan.

Het zorgde er voor dat mijn cliënte, maar ook ik, wat u ook zou gaan beslissen, daar vrede mee kon hebben. Omdat we wisten dat u het conflict en de dynamiek begreep. U had het immers ter zitting, in alle openheid en in bijzijn van alle partijen, heel grondig onderzocht.

En dat, precies dat, zorgde voor vertrouwen.