In mijn hoofd zie ik je nog voor me, zittend op een paar koffers. Je was nog maar vijf jaar oud. Toen ik met deze briefjes begon wilde ik vijf delen maken. Ik zou beginnen bij ‘beste rechter’ en eindigen bij ‘beste ouder’. Maar al schrijvend zag ik jou steeds vaker voor me en wist ik dat er nog een deel zou komen. Alles draait immers om jou, al lijkt dat soms niet zo.

Drie jaar lang zat jij op die koffers te wachten. Ik kreeg dat beeld omdat mama zomaar naar Frankrijk verhuisde met jou. Papa wilde dat niet. Hij had ook altijd voor jou gezorgd en wilde dat blijven doen. Daar kregen ze ruzie over. En dat duurde maar liefst drie jaar. Dat is heeeeel lang. Zeker als je vijf bent. Al is dat natuurlijk al best oud.

Ik schreef zeven stukken over jou, al kende ik jou niet en zag ik je nooit. Ik schreef waarom je niet mocht verhuizen en waarom papa echt heel belangrijk voor je was. En ik schreef niet alleen. Er was nog een advocaat die schreef, een Raad voor de Kinderbescherming die schreef, twee gezinsvoogden en drie hulpverleners die schreven. Twee mediators die praatten en maar liefst 16 rechters die over jou beslisten. Al die tijd zat jij op die koffers te wachten. Uiteindelijk beslisten ze allemaal dat jij niet mocht verhuizen en dat papa en mama voortaan samen voor jou moesten zorgen en samen over jou moesten beslissen.

Het is best gek dat al die mensen het beste wilden voor jou en dat jij toch meer dan drie jaar op die koffers zat. Het ging in die tijd niet zo goed met jou. Daar schaam ik me nog steeds een beetje voor.
De rechters vonden dat er, voor ze konden beslissen, eerst hulp moest komen voor papa en mama. En dus bleef jij wachten, terwijl papa en mama bij de hulp verder ruzieden. Wat ik me destijds te weinig besefte is dat éérst hulp aan papa en mama niet per se goed was voor jou. Misschien was snel beslissen, zodat jij wist waar je aan toe was, achteraf bezien toch beter geweest.

De afgelopen weken schreef ik aan iedereen een briefje, hoe we het misschien in de toekomst beter kunnen doen voor meisjes zoals jij. Ik vroeg rechters slagvaardiger te zijn, zodat er sneller kan worden beslist. Ik vroeg advocaten zorgvuldiger te zijn, zodat we dingen oplossen in plaats van soms erger maken. Ik vroeg jeugdbeschermers alles te doen om jou te beschermen en de Raad om nauwkeuriger te kijken naar wat er nodig is voor jou. Ik vroeg je papa en mama lief te zijn voor jou en voor elkaar.

Maar weet je wat ik na al dat schrijven het moeilijkste vind, lieve X? Dat ik niet weet of we het beter gaan doen. Dat ik jou zo graag die belofte wil doen, maar het steeds moeilijker vind om te vertrouwen op de mensen die hierover gaan. Iedereen zegt het beter te weten, maar het wordt niet echt beter. Niet voor jou. De belangrijke jaren dat jij op die koffers zat krijg jij immers nooit meer terug.

Het moet echt anders. Beter. En het beste moment voor ons allemaal om naar onszelf te kijken, opnieuw te beginnen en het beter te doen, is nu.

 
 
 

Ze was woest. De jeugdbeschermer was te jong en te naïef. Bovendien had ze geen enkele kennis van zaken. Ze wilde nu echt een andere. En of ik dat even kon regelen.

Er waren 11 zittingen geweest en niets had geholpen. Haar ex-man, de vader van haar kinderen, was een griezel. Ik vroeg de vrouw waarom ze verwachte dat de jeugdbeschermer een toverstaf had. Ze keek me niet-begrijpend aan. Ik gaf aan dat een hele batterij rechters niet de oplossing hadden gebracht, een raadsonderzoek niet en drie hulpverleningstrajecten niet. Ik vroeg haar waarom ze dan dacht dat één enkele jeugdbeschermer wel het verschil zou gaan maken. Ze doet niks, zei ze en stak een tirade af over haar ex-man. Toen ik aangaf dat ze die ex wel zelf gekozen had was de maat vol. ‘Moet u niet voor mij zijn’? vroeg ze.

‘Ik ben voor u’ antwoordde ik. ‘Net als die batterij rechters, de Raad voor de Kinderbescherming, de hulpverleners en zelfs de jeugdbeschermer. Iedereen is voor u. U en uw ex-man zien het alleen nog niet. Ik moet u teleurstellen, ook ik heb geen toverstaf. Het spijt me, de oplossing ligt niet bij een andere jeugdbeschermer’. De vrouw vertrok met de mededeling dat ze me maar een rare advocaat vond. Daar moest ik wel om grinniken. Ze is een vrouw vol meningen. Meestal helpt dat niet.