Een lieve vriend van mij zegt altijd dat toeval niet bestaat. Ik moet daar altijd om lachen. Niet omdat ik denk dat het wel bestaat, ik heb daar geen echte mening over, maar omdat hij er zo van overtuigd is. Ik moest aan hem denken toen ik vandaag op een bankje zat terwijl ik de twee zittingen die ik had gehad zat te overdenken.

Er kwam een man aangelopen met een vuilniszak en zo’n knijpstok waarmee je vuil oppakt. Hij groette vriendelijk en ik lachte terug. ‘Warm’ zei hij. Ik beaamde dat en zei: ‘zeker als je dat werk moet doen’ en wees op de vuilniszak. Hij vertelde in gebroken Engels dat het niet zijn werk was. Maar dat hij de straat schoon wilde houden. Ik vroeg hem waarom dat zo belangrijk voor hem was dat hij dit zelfs deed op een hete dag als deze als dat niet zijn werk was.

Hij zei dat hij was gevlucht en dat niemand hem meer nodig had. Hij was nu wel hier in Nederland, maar werk vinden kon hij niet. Hij zei dat er wel allerlei activiteiten waren voor vluchtelingen, maar dat vond hij niet zo nuttig. Hij had aan de gemeente voorgesteld om de straat schoon te gaan maken voor zijn uitkering, maar dat kon niet, vertelden ze hem. Hij begreep hier niks van. Hij wilde graag iets nuttigs doen en de straat schoonmaken leek hem een goed idee nu er zoveel rotzooi in de natuur terecht kwam en mensen in Nederland de natuur zo waarderen.

Ik deed nog een poging om uit te leggen hoe dat bij gemeenten gaat, maar besefte al snel hoe absurd mijn uitleg was. Deze man werd gewoon gek van het niets doen en is toen maar zelf vuilniszakken gaan kopen. De knijper had hij gekregen van een gemeentewerker die hij tegen was gekomen op zijn rondes. Ik vroeg hem hoe vaak hij dit deed. Vijf dagen per week zei hij. Ook in de regen, vroeg ik? Ook in de regen, zei hij. Hij nam soms zijn zoon mee om hem te laten zien hoe nuttig het werk is dat hij doet.

Ik vroeg hem voorzichtig of ik hem wat geld mocht geven voor het in mijn ogen mooie werk dat hij doet, maar hij weigerde. Hij vond het fijn dat ik even met hem praatte en dat ik waardeerde wat hij deed. Bovendien, zei hij, heb ik alles wat ik nodig heb. Ik en mijn gezin zijn veilig, mijn kinderen gaan naar school en we hebben te eten. Het is een mooi land, Nederland.

Toeval bestaat niet, hoorde ik mijn vriend in gedachten zeggen. Ik dacht eraan omdat ik vanochtend opstond met een rotgevoel van de hoeveelheid werk die op kantoor lag te wachten en de twee zittingen die ik eerst nog moest doen. Nu is het middag en werk ik met plezier door. Mijn tegenzin is volledig verdwenen. Soms heb je even een spontane reminder nodig waar je staat. Ik ben een enorme gelukkeling en soms besef ik dat te weinig.

 
 
 

Soms denk ik dat een vriend die vaak over ‘het universum’ verhaalt gelijk heeft. Sommige dingen zijn té toevallig.

Ik begaf me vorige week boos naar het terras bij mijn kantoor. Ik ontving een email dat een 10- jarig meisje volgende week een traumabehandeling moet ondergaan omdat haar vader zo’n stennis heeft lopen maken op haar school dat ze er niet meer naartoe durft. Hoe triest is dat.

Al 7 jaar maakt de vader van dit meisje af en aan hevige ruzie met haar moeder. Ik liep naar buiten en zei tegen een collega dat ik er soms gewoon mee wil stoppen. Dat het nooit ophoud en dat het is als dweilen met de kraan open. Best raar dat ik dat zeg, want als je in dit werk geen trauma’s verwacht, dan moet je dit werk niet gaan doen. Maar goed, een beetje afreageren af en toe hoort er ook bij denk ik dan maar.

Terwijl ik op het terras het zojuist opgedane drama een goede reden vind om al het lekkers op de kaart uit te proberen gaan er een paar mensen met kinderen pal voor me zitten. Ik draai me geërgerd weg en denk ‘het terras is zo groot en leeg, waarom dan toch zo pal voor mijn neus? Mijn ergernis vergroot zich als er een groot aantal mensen met cadeautjes aan komt lopen. Het lawaai van de groep afkomstig is niet meer te overzien.

Dan vraagt een man of iedereen even stil kan zijn omdat hij wat wil zeggen. Wat er vervolgens gebeurd kan ik niet anders omschrijven dan als een overweldigende liefdesverklaring aan een klein jongetje aan tafel. Hij heeft, zo blijkt, 18 maanden bij het gezin van de man gewoond en gaat nu weer bij zijn eigen ouders wonen. De man vertelt hoe geweldig hij dat vindt voor het jongetje, maar hoe jammer voor hen, want wat was het gezellig met X. Hij prijst zijn gevoel voor humor, zijn liefdevolle aanwezigheid in het gezin en zijn behulpzaamheid als er thuis iets gedaan moest worden.

X straalt. Hij krijgt een stomp van zijn tijdelijke broer en lacht naar zijn pleegmoeder. De 25 volwassen- en kindervrienden die zich om hem heen hebben verzameld kijken allemaal ontroerd naar het jochie dat zich verlegen omdraait. Er worden cadeautjes uitgepakt, gedichtjes voorgelezen en wat traantjes weggepinkt. Ontroerend mooi hoe deze pleegouders en hun vriendenkring hun pleegkind een mooi en liefdevol afscheid geven.

Als het begint te rommelen boven ons hoofd verplaatst de groep zich naar binnen en zit ik weer alleen op het terras. Ik veeg de ontroering uit mijn ogen en besluit dat ik aan de slag moet voor het 10-jarige meisje en begin opgewekt aan het schrijven van een verzoekschrift. Als ik later achterover leun besef ik dat ik mijn gevoel van rottigheid helemaal kwijt ben. Hoe toevallig dat ik dit net mocht aanschouwen. Iets dat zo dicht bij mijn werk staat en zo puur en lief was. Soms komt het dus gewoon goed denk ik opgelucht.

Dat krijg je dus als je naar uitingen van pure liefde kijkt. Het werkt bijna als een traumabehandeling, maar dan veel liever. Zoveel milder. En zoveel fijner.
Het Universum…. zou het dan toch bestaan?