Ze lachte en overhandigde me bloemen. Ik keek haar niet begrijpend aan. Ik had nog niks voor haar gedaan, dus waarom die bloemen? Ze vertelde dat het een fijn eerste gesprek was geweest vorige week. Ze wilde me bedanken.

‘Dankjewel’ zei ik, ‘maar ik heb nog niks gedaan’. ‘Jawel’ zei ze, ‘u zei me dat ik nooit meer terug hoefde, dat het goed komt. Dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd’. Ik keek naar de bloemen en toen naar haar en moest even slikken. Deze lieve vrouw kwam me bloemen brengen omdat ik haar vertelde dat ze niet terug hoefde naar haar gewelddadige echtgenoot.

Het leek een gesprek als alle andere. Ik vroeg naar de reden van haar scheiding en hoorde over het nare leven dat ze had geleid, gebukt onder huiselijk geweld. Ik vroeg haar ook hoe het was in de Vrouwenopvang. ‘Geweldig’ zei ze. Ik keek verrast op. Doorgaans hoor ik hoe moeilijk het is met zoveel vrouwen samen te leven, allemaal met hun eigen problemen en ervaringen.

Ze vertelde dat het wel klein was met zijn drieën op een kamer, maar dat het erg fijn was om zelf te beslissen wat ze mochten eten. Ik keek haar niet begrijpend aan. Ze vertelde dat haar man altijd besliste wat er werd gegeten. Ze begon te huilen. ‘Mijn kinderen hadden heel vaak honger en dan kon ik ze soms geen eten geven. Er is echt niks ergers dan dat. De Vrouwenopvang is voor ons het paradijs, we zijn erg dankbaar’.

Ze vertelde dat toen ze voor het eerst vanuit de Vrouwenopvang hun boodschappen deden dat een hele ervaring was. Ze mochten uiteraard kiezen wat ze wilden en dit resulteerde in een huilende moeder met huilende kinderen in de Albert Hein. Nu ze wat meer gewend waren ging het beter. Dat was het moment dat ik haar vertelde dat dit nooit meer zou gebeuren en dat ze nooit meer terug zou hoeven, dat ze veilig waren. Er zou goed voor ze worden gezorgd.

Toen ik het voorval aan een vertrouwenspersoon vertelde hield ik het niet droog. Ik kan me maar nauwelijks voorstellen hoe het is om echt honger te hebben in het steenrijke Nederland. Toch gebeuren dit soort dingen ook hier. Moeders vertrekken vaak met niet veel meer dan de kleding die ze aan hebben naar een Vrouwenopvang, alwaar ze hulp krijgen om een nieuw leven op te bouwen.

Het maakt je nederig en dankbaar voor een leven dat je mag leiden waarin liefde en geluk bijna vanzelfsprekend zijn. Waar alles in overvloed aanwezig is en waar je maar hoeft te roepen en er staat iemand naast je die even lief voor je is. Voor iedere traan die je laat zijn er wel tien zoenen in de aanbieding. Het is ongelijk verdeeld, ook in Nederland.

Ik breek graag een lans om deze kerst ietsje minder te geven aan iedereen die al zoveel heeft. En geef dat ietsje dan aan iemand ver weg of dichterbij die veel minder heeft. Ook Nederland zit vol met mensen die niet alleen dat ‘ietsje’ heel goed kunnen gebruiken, maar vooral ook een steunbetuiging, wat warmte en de geruststelling dat ze nooit meer terug hoeven naar dat wat eens was.
Fijne dagen!

 
 
 

Op mijn zolder staan schoenendozen vol met koelkastmagneetjes. Ooit, als ik oud ben, wordt het mijn hobby om ze te bekijken en de mooie herinnering die bij het magneetje hoort op te roepen. Is de herinnering er niet meer, dan ga ik op dezelfde plek een nieuwe maken. Een soort bucketlist, maar dan anders.

Een magneetje met de tekst: ‘perfection is the enemy of good enough’ belandde niet in een schoenendoos, maar kreeg een plekje in mijn kantoor. Ik kocht het in het (prachtige) Voltaire museum in Genève. Als herstellende perfectionist gaf het troost als ik in mijn werk een fout maakte, maar meer nog hielp het bij de opvoeding van mijn kind.

We hebben de neiging ons te meten aan het beste dat we om ons heen zien. Dat geldt voor de auto van de buurman, maar dat begint ook al op de school van ons kind. Daar is altijd, en alom aanwezig, de perfecte ouder. Haar kind is (minstens) hoog begaafd en zij is de perfectie zelf. Lijkt zo uit een tijdschrift te zijn gestapt.

En dan was er ik. Altijd hijgend mijn best doend om op tijd te komen, het snot van mijn kind nog op mijn broek, boterhammen vergeten, struikelend naar kantoor om ook daar te trachten op tijd te zijn. Daarnaast studeerde ik nog. De eerste jaren deed ik mijn best alle ‘ballen’ in de lucht te houden. Meer zat er simpelweg niet in.

Tot het magneetje. Als ik te laat kwam, dan was dat maar even zo. Er ging niks dood, dacht ik al snel. Bij beslissingen omtrent ons meisje dacht ik: ‘hoe zou mijn vader dat hebben gedaan?’ Mijn vader voedde mij en mijn broers en zussen (10 in totaal) grotendeels alleen op, en had voor de meeste beslissingen niet meer dan 10 seconden stel ik me zo voor, dus al die kleine beslissingen deden er eigenlijk niet zo toe. Ik deed vervolgens ook maar wat. Schoolkeuze? Mijn kind was weerbaar door al mijn stupide fouten, dus die zou het overal wel ok doen, was mijn overtuiging. Met andere woorden: het maakte allemaal niet zo gek veel uit.

Mijn eigen opvoeding was verre van perfect, die van mijn kind ook niet. De Raad voor de kinderbescherming zou niet aan de zijlijn staan te applaudisseren, zullen we maar zeggen. Wij zijn ook niet perfect, maar ‘slechts’ prima. Dat is goed genoeg omdat ondanks al dat vallen en opstaan er van ons gehouden werd en wordt en onze ouders het beste met ons voor hadden. We leerden daardoor van onszelf te houden. Bovendien leerde het ons ook van anderen geen perfectie te verwachten.

Als ik een moeder (of vader) hoor zeggen dat de andere ouder niet goed kan zorgen voor hun kind, denk ik hier vaak aan. Het allerbelangrijkste is dat er van je kind gehouden wordt en dat het zich goed genoeg voelt. Dat gevoel geef je onder andere door zelf fouten te maken en je kind het gevoel te geven dat het dat ook mag.

‘Goed genoeg’ is een fantastisch cadeau aan je kind, aan je (ex)partner, maar vooral ook aan jezelf.

 
 
 

‘Hoe is het nu voor u om hier zo te zitten?’ vroeg u steevast aan het begin van iedere zitting. U glimlachte er dan vriendelijk bij, partijen in u opnemend. Partijen antwoordden dan, meestal schoorvoetend, op die voor hen onverwachte vraag. U moedigde hen aan te praten over hoe ze zich voelden. Soms volgde er nog een vraag ‘waarom bent u dan zo boos/teleurgesteld/verdrietig/bang?’ En wat er ook geantwoord werd, u zei altijd: ‘ik kan me best voorstellen dat u zich zo voelt’ of ‘wat ontzettend naar voor u’.

Soms hoorde je dan een kleine zucht in de rechtszaal. Alsof er een ballon leeg liep. Soms moest er iemand huilen. Ik vond uw vraag de eerste keren wat ongemakkelijk, wat weinig zakelijk. Maar al snel zag ik het nut ervan in. Cliënten voelden zich vaak al gehoord aan het begin van de zitting. Ze lieten daartoe zo uitdrukkelijk uitgenodigd ook vaak meer van zichzelf zien, en u kwam beter ‘binnen’ bij hen. ‘Fijne man’ was bijna altijd het oordeel van cliënten na de zitting. Een enkeling vond u een beetje raar.

Maar hoe voorspelbaar uw eerste zin ook was, uw zittingen waren dat maar zelden. Soms kon mijn voorbereiding al na een paar minuten de prullenbak in omdat hetgeen ik vooraf geschreven had niet meer passend was. Vaak ging je als advocaat dan maar mee met ‘de flow’. Feit was dat partijen vaak beter uit die zittingen kwamen dan ze erin gingen. Soms kwam er zomaar ruimte om een zaak te schikken, wat voor iedereen een opluchting was.

U bent inmiddels niet meer werkzaam bij diezelfde rechtbank. Soms denk ik nog weleens aan u als de rechter van dienst het dossier opent en haar/zijn vragen op ouders afvuurt, of erger, advocaten eerst aan het woord laat. Dan mis ik die zucht, die ballon die leegloopt. Het ontspannen van gespannen partijen die geen mogelijkheden meer zien.

En hoewel ik in eerste instantie dacht dat het een trucje was, ken ik nu de waarde van die ene vraag, die bijzondere start van iedere zitting. Uw oprechte belangstelling en uw vriendelijke glimlach waren er altijd, voor iedereen. U bouwde zo in korte tijd een vertrouwensrelatie op met beide partijen. Zonder te oordelen stelde u moeilijke vragen en drong u in alle eenvoud door tot de kern. Openlijk begrip tonend voor akelig gedrag en hoe het toch zo ver gekomen was. Daar waar nodig was u scherp en gebruikte u uw rechterlijk gezag om samen met partijen te reflecteren op dat gedrag. En altijd was daar die vriendelijke glimlach.

Soms zijn mensen geboren voor hun vak. Lijkt hun beroep hen te passen als een tweede huid. Dat geldt ook voor u. Het was leerzaam en soms ontroerend u te mogen zien werken. Ik leerde veel van uw vraagstelling, van uw houding en van uw eenvoud. Ik leerde gaandeweg ook dat het ‘zachte’ begin van uw zitting meestal ook kon rekenen op een zachte landing van uw vonnis.

 
 
 

Van mooie nagels word ik blij. Extreem blij zelfs. Net als mooi haar. Zit mijn haar goed, dan is mijn dag goed. Zo simpel is het. Iedere verbetering die afleid van de in snel tempo toenemende rimpelhoeveelheid is welkom.

Mijn vaste nageldame was gisteren ook blij. Ik kan enorm genieten van iemand die iets goed kan, wat dat ook is. En zij is erg goed in wat ze doet. Hoewel ze vanuit haar cultuur van nature bescheiden is kon ze haar enthousiasme over haar eigen creatie nauwelijks onderdrukken.

Ze pakt mijn hand vast en zucht tevreden: ‘echt mooi hè’. Ik bevestig dat het erg mooi is geworden. Ze glimlacht breeduit en zegt dat het misschien raar klinkt, maar dat ze erg trots is op hoe mijn nagels eruit zien. Ik zeg haar dat ik me dat juist heel goed voor kan stellen. Ze vervolgt met dat het misschien wel vergelijkbaar is met als ik stukken schrijf voor de rechtbank en dat ik daar misschien ook wel eens trots op ben.

Ik beaam direct dat ik dat ook wel eens heb. Zeker niet bij iedere tekst, maar vooral van de lastige juridische betogen die ik schrijf word ik erg blij. Moeilijk te begrijpen, want de meeste mensen haken al na een paar zinnen af, maar ik geniet ervan. En met een beetje geluk de rechtbank ook.

‘De meeste mensen denken dat de ene nagel de andere is’ gaat ze verder. ‘Ze zien geen verschil’. Ik glimlach naar haar. ‘Ik wel hoor’, zeg ik haar. Misschien dat je op het eerste gezicht geen verschil ziet, maar ik zie het wel. Duidelijk zelfs’. Ze straalt. Ik lach naar haar. ‘Je meent het echt, hè’ zegt ze. ‘Zeker’ antwoord ik. ‘Je bent de beste, daarom kom ik bij jou’.

Het was maar een terloops gesprekje en toch dwarrelt het nog door mijn hoofd. Beroepstrots. Het is er in alle soorten en maten. Voor nagelstylistes en advocaten en ieder ander beroep. Af en toe met trots kijken naar wat je gedaan of gemaakt hebt is als zuurstof voor je beroepseer. Als een eerste prijs, uitgereikt door jezelf, voor je eigen inzet. Niet omdat iemand anders het mooi vindt, maar omdat jij er zelf trots op bent. Omdat je wéét dat het goed is. Genieten van een mooi resultaat. Net zo belangrijk als betaald krijgen voor wat je doet. Misschien nog wel belangrijker.