‘Je gaat heel blij worden’ riep mijn collega opgewonden door de telefoon. ‘Fijn, maar hoezo?’ ‘Er is een uitspraak in de zaak van meneer X.’ Ik werd inderdaad heel blij. Mijn cliënt kreeg precies wat hij had gevraagd. Toch knaagde het behoorlijk toen ik even later uw uitspraak las.

Ik las het gevreesde ‘ouders’ terug. U legde de verantwoordelijkheid voor de afschuwelijke situatie voor een meisje niet waar die moest liggen, bij moeder, maar bij beide ouders. En hoe meer ik las, hoe meer buikpijn ik kreeg. ‘Ouders hebben de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid de situatie die is ontstaan voor de minderjarige te stoppen’.

Ik weet, en u ook gezien uw beslissing, dat moeder in deze het probleem is. Ze geeft haar kind allesbehalve de mogelijkheid om vrijelijk van haar vader te houden. Dat is overduidelijk. Niet alleen vader en de hulpverlening maken daar gewag van, het blijkt ook onomwonden uit het gedrag van het meisje zelf.

Vader vond het, ondanks het feit dat de situatie drastisch in zijn voordeel verandert, ook best lastig uw woorden te lezen. Hij begreep het niet en in een rechterlijke uitspraak medeverantwoordelijk te worden gehouden voor de pijnlijke situatie waarin zijn dochter zich bevond was in zijn ogen onrechtvaardig. Ik kon niet anders dan het met hem eens zijn. Ik begreep het ook niet.

Toen ik de volgende dag opstond had ik nog de nasmaak van uw uitspraak in mijn mond. Ik vroeg me af of de woorden van mijn cliënt nog nadreunden of dat het mijn ego was dat in de weg zat. Ik had hard gewerkt aan de stukken om u uit te leggen wat er gaande was en in tegenstelling tot wat ik gebruikelijk aan argumenten terugvind in een beslissing, was daar nu geen spoor van te bekennen. Had ik het dan toch verkeerd gezien?

Vaak vraag ik rechters om naar details te kijken om te snappen wat er tussen ouders gebeurd. Nu moest ik zelf terug naar de stukken om te kunnen begrijpen waarom u schreef wat u schreef. Al lezende begon ik het te begrijpen. Dit meisje kreeg via haar moeder alle processtukken voorgeschoteld. U ging er (denk ik) vanuit dat dit ook nu zou gebeuren. Als u moeder alleen verantwoordelijk zou houden zou dit meisje zich mogelijk zelf schuldig gaan voelen omdat ze lange tijd in woord en daad een verlengstuk van haar moeder was geweest.

De gedachte dat u de ingewikkelde dynamiek waarin dit meisje zich bevond zó goed had begrepen raakte me diep.
Soms is het best jammer dat ik u niet even kan bellen om te vragen of ík het goed heb begrepen. Of om te zeggen hoe ontroerend mooi het is wat u voor dit meisje deed.

 
 
 

Soms gebeurt het ineens. Onaangekondigd en ongecensureerd. Een familierechter die ingewikkelde en kritische vragen stelt. Die het aandurft in de rechtszaal het moeilijke gesprek te voeren. Die openlijk de vinger op de zere plek legt en doorvraagt. U bent zo’n rechter. Het zal u vast verbazen, maar veel rechters doen dat niet.

Als advocaat die zich voornamelijk bezig houdt met complexe echtscheidingen en complexe omgangsrelaties heb ik geleerd geen grote woorden te gebruiken. Ik gebruik zelden de woorden geweld, liegen, dwingende controle, intieme terreur, stalking, ouderverstoting of misbruik. Dit, terwijl bijna al mijn zaken in meer of mindere mate hierover gaan. Ik heb geleerd dat de gemiddelde familierechter deze woorden maar moeilijk kan horen. Ze zeggen dan dat ouders ruzie maken, het conflict opzoeken. En dus vermijd ik meestal grote woorden. In plaats daarvan beschrijf ik gedrag.

Ik heb geleerd, net als veel van mijn cliënten (en collega’s), om op eieren te lopen. Cliënten omdat ze bang zijn een nare reactie bij hun ex-partner uit te lokken, ik omdat ik u niet tegen mij in het harnas wil jagen. Want uw collega’s, althans een deel van hen, mijdt het conflict. Ze houden niet van grote woorden. Ze houden ook bijna automatisch beide ouders verantwoordelijk voor een conflict. Nog voordat ze het goed en wel hebben onderzocht. Spreken soms over ‘schuld’ omdat ‘waar twee vechten, twee schuld hebben’. Ze zien de eieren niet. En soms ook de werkelijkheid niet. Waardoor er voor kinderen en ouders niks wordt opgelost.

Zo niet u. U stelde zonder omwegen moeilijke vragen. U was heel duidelijk. Zocht ook de discussie op. U wilde het begrijpen. En ik ontspande. Het ontroerde me omdat u zelf die ingewikkelde woorden, die ik soms zo naarstig vermijd, ging gebruiken. Toen u mij het woord gaf, zei ik dat ik niks toe te voegen had. U keek mij vragend en onderzoekend aan, want ik had nog niks gezegd. Ook toen u mij de tweede keer het woord gaf onderdrukte ik de neiging om toch iets te gaan zeggen en liet ik mijn beurt opnieuw aan me voorbij gaan.

Feit is dat ik niks hoefde te zeggen. Uit uw vragen bleek dat u precies wist waar het over ging. U had onze stukken goed gelezen en legde uw vinger op alle zere plekken. Het voorkwam dat ik grote woorden moest gebruiken. Het voorkwam dat ik in de rechtszaal ook maar iets over de andere ouder hoefde te zeggen. U voorkwam dat de ene ouder tegenover de andere kwam te staan.

Het zorgde er voor dat mijn cliënte, maar ook ik, wat u ook zou gaan beslissen, daar vrede mee kon hebben. Omdat we wisten dat u het conflict en de dynamiek begreep. U had het immers ter zitting, in alle openheid en in bijzijn van alle partijen, heel grondig onderzocht.

En dat, precies dat, zorgde voor vertrouwen.

 
 
 

Het moment dat we elkaar jaren geleden ontmoetten kan ik me nog goed herinneren. U lachte breeduit, schudde hartelijk mijn hand en zei: ‘Wat leuk Jolande, wij gaan samen wat tijd doorbrengen begrijp ik. Ga zitten, vertel eens wie je bent’. Daaraan terugdenkend moet ik glimlachen. Het was eigenlijk niet heel anders dan hoe u verdachten soms te woord stond. Met respect en een open vizier.

Als Raio (rechterlijk ambtenaar in opleiding) was u de eerste rechter die ik van dichtbij gadesloeg. De opleiding begon op de strafsectie en de eerste leerfase hield in dat ik zaken voor moest bereiden en als griffier zittingen moest notuleren bij de politierechter.

We konden het goed vinden samen en hadden mooie gesprekken over ‘het recht’, onrecht en rechtvaardigheid. We praatten na over verdachten, de kunst van het verschil maken, harde en zachte oordelen en de verantwoordelijkheid die je draagt als rechter en wat daarmee te doen.

Wat me het meest is bijgebleven is uw mededogen met uw medemens. U zei ‘er zijn veel goede mensen, een paar slechte en zij die pech hebben of hadden. Het is belangrijk dat onderscheid te maken’. Ik leerde snel feilloos de laatste groep te herkennen. Die mensen, zo leerde u mij, moet je als het even kan een milde straf geven en vooral vertrouwen, daar hebben ze vaak veel te weinig van gehad. Dan komt het wellicht misschien ooit nog goed.

Heden ten dage zou u ongetwijfeld als ‘te soft’ worden aangeduid of een ‘D66-rechter’ worden genoemd. Ik weet zeker dat u de titel met een glimlach zou hebben gedragen, al was dat niet uw partij.

‘U begrijpt vast dat ik u moet gaan straffen, u heeft de officier gehoord. Welke straf zou u moeten krijgen, vindt u?’

‘En waarom vindt u dat?’ Vroeg u af en toe. Als er dan een steekhoudend argument volgde kon het zijn dat u in de straf die de verdachte zelf had uitgezocht mee ging. U gaf dan nog een wijs advies mee en schonk iemand het vertrouwen dat sommigen van hen zo hard nodig hadden.
‘Ik wil u hier niet weer zien’, zei u dan, ‘en ook niet bij mijn collega’s’. De verdachten lachten dan, groeiden zichtbaar en maakten beloften die ze niet altijd waar zouden maken.

U hield van uw vak, zoveel was duidelijk. U hield van verbinding maken met mensen ook al hadden ze iets verkeerd gedaan. U wilde hen vooral snappen.
Bij uw afscheid zat het vol. U wilde geen afscheid nemen en toch moest het. We beloofden plechtig contact te houden.

Zo is het niet gelopen. Ik liet u nog wel weten dat ik gestopt was bij de rechtbank. ‘Wat jammer nou, de rechtspraak kan best wat dwarsliggers gebruiken, al weet ze dat zelf nog niet’ was uw reactie. We lachten en u wenste me veel plezier in de advocatuur.

Onlangs dacht ik even aan u en zocht ik u op. U bleek te zijn overleden. Daar was ik even stil van. Met veel plezier en ontzag denk ik aan u terug. Ik leerde van u naar mensen te kijken met compassie en, bijzonder genoeg, niet te snel te oordelen.

 
 
 

Ik las het onderzoek van uw bestuursrechtelijke collega’s ‘recht vinden bij de rechtbank’ en was diep onder de indruk. De brieven van de rechters zelf maakten het een persoonlijk document. De twijfel, eerlijkheid, de worsteling met recht en rechtvaardigheid gaven een ongebruikelijk en indrukwekkend inkijkje in uw werk.

En nu gaat u hetzelfde doen. Mijn wens zou zijn dat u reflecteert op de basisregels voor civiele rechters. Dit komt uit de beroepsopleiding voor advocaten:

De kern van de mondelinge behandeling is dat de civiele rechter samen met procespartijen en hun advocaten de voor de zaak relevante feiten en omstandigheden kan vaststellen die hij nodig heeft voor zijn beslissingen in een einduitspraak. De rechter moet daarbij het verzochte en de daartegen aangevoerde verweren binnen de door de wet bepaalde grenzen in acht nemen.

Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een volledige inhoudelijke behandeling bevordert dat de beslissingen van de civiele rechter zoveel mogelijk steun vinden in de feiten en dat de einduitspraak voor partijen aanvaardbaar is. Waarheidsvinding is voor de civiele rechter en partijen in alle zaken een leidend beginsel van procesrecht en bewijsrecht. Uitgangspunt op elke zitting is dat de civiele rechter het dossier inhoudelijk heeft bestudeerd en de zaak goed kent.

Dit verwacht de gemiddelde advocaat (en cliënt) dus van u. Een goede basis om op te reflecteren. Ik denk dat u moet vaststellen dat het bovenstaande in lang niet alle zaken opgaat. Het vaststellen van feiten is in het familierecht niet heel gebruikelijk. Waarheidsvinding is meer uitzondering dan regel is mijn ervaring. Soms denk ik wel eens dat u per abuis alleen uw mediator jas heeft aangetrokken en vergat uw toga daarover heen aan te doen.

Beste rechter, ik weet dat u ons als advocaten soms maar lastig vindt, zo behandelt u ons soms ook. We zijn echter een belangrijke bron van informatie. Wij weten wat er met partijen gebeurt ná uw beslissing. Wij zien als geen ander hoe effectief uw beslissingen zijn en waarom of waarom niet. We voelen die gezamenlijke verantwoordelijkheid voor uw beslissing omdat onze cliënten met de ingrijpende gevolgen daarvan moeten (leren) leven.

Mijn verzoek aan u is dat u meer samenwerkt met advocaten, hoe lastig we soms ook zijn. Vraag dóór op waarom we vinden wat we vinden en vind daar ook vooral iets van. Wees nieuwsgierig en kritisch. In die volgorde. Daag uzelf uit. Daag ons uit. Ouders en kinderen verdienen dat. Het is hun leven waarover u beslist. En eis ook van uw werkgever de tijd die u nodig heeft om tot een zorgvuldige beslissing te kunnen komen. Ook dat hoort bij het dragen van verantwoordelijkheid.

Mijn ervaring is dat als je samenwerkt met anderen, je het meeste leert over jezelf. En wellicht voelt het voor u (nog) niet zo, maar we komen misschien van verschillende schepen, we bevinden ons onmiskenbaar in dezelfde boot.

 
 
 

Ik was verrast toen ik u zag zitten. Een andere rechter dan aangekondigd. ‘Fijn’, dacht ik direct. Ik ken u als een rechter die altijd, ieder dossier, van top tot teen kent. U kent de details en weet piekfijn waar de pijn zit. Dat was dit keer niet anders.

U draaide er dan ook niet om heen. ‘Waarom vindt u dat de kinderen niet naar vader toe kunnen?’ ‘Vindt u dat u hen genoeg stimuleert om te gaan?’ ‘Wat is er mis met meneer?’ ‘Heeft u die diagnose zelf gesteld?’ ’Heeft uw coach meneer ook onderzocht?’ ‘Vindt u dat de coach van meneer u ook mag diagnosticeren?’ ‘Wat is de oplossing volgens u?’ ‘Experts vinden rust voor de kinderen juist geen goede oplossing. Vindt u dat we naar hen moeten luisteren? ‘Wat gebeurt er als ik wat meneer wenst toewijs?’

Ik moest mezelf even knijpen en hoopte dat ik niet met open mond had zitten luisteren. Ik keek mijn cliënt aan, hij mij. Ik zag voor het eerst in twee jaar iets van hoop in zijn ogen. U vroeg nog meer details en langzaam werd duidelijk dat er iemand in die rechtszaal zat te jokken. De rechter had niet één keer het woord ‘ouderonthechting’ in de mond genomen, en toch stond het levensgroot in de rechtszaal.

‘Mr ter Avest, u heeft gesteld dat moeder de kinderen negatief beïnvloedt, kunt u mij uitleggen waarom u dat denkt?’ Ik schoof mijn pleitnota terzijde. Ik werkte al twee jaar aan dit dossier en ik kon deze vraag eenvoudig beantwoorden. Ik ging van de theorie van ouderonthechting naar de feiten, somde bewijzen op en duidde ze zoals ik dat al twee jaar deed. Ik eindigde met de hoop dat het niet zover zou komen dat de kinderen niet meer bij hun moeder zouden kunnen wonen. Ik vermeed zorgvuldig het woord kindermishandeling omdat rechters dat woord nu eenmaal niet graag horen.

U stelde eenzelfde vraag aan mijn collega. ‘Mr X, u stelt dat vader onveilig is voor zijn kinderen, kunt u mij uitleggen waarom u dat denkt?’ De collega haalde dezelfde redenen aan die we al zo vaak hadden gehoord. Toen stelde u twee simpele vragen: ‘waar zijn uw feiten? Ik zie geen bewijs van uw stellingen?’ De collega gaf aan dat het moeilijk te bewijzen was dat de kinderen het niet fijn hadden bij hun vader. ‘De school zegt dat ze net zo graag hun vader zien als hun moeder’ zei u. En zo ging u nog even door.

Een paar weken later lag er een pracht van een beschikking in de bus die met één groots gebaar de ervaringen die ik dat jaar had opgedaan bij uw collega’s voor even teniet deden. Ik zag rechters die nog steeds niet in ouderonthechting geloven en rechters die nog maar eens een zoveelste rondje hulpverlening aanboden. Maar ook meer en meer rechters die klip en klaar schadelijk gedrag van een ouder afwijzen. Nog nooit zag ik het zo zorgvuldig en gedetailleerd gedaan als u het die middag deed.

Jaren geleden werd het schaap Dolly gekloond. We zijn nog niet aan rechters toe, maar als het zover is, dan geef ik u stiekem een duwtje naar voren.

 
 
 

‘Hoe is het nu voor u om hier zo te zitten?’ vroeg u steevast aan het begin van iedere zitting. U glimlachte er dan vriendelijk bij, partijen in u opnemend. Partijen antwoordden dan, meestal schoorvoetend, op die voor hen onverwachte vraag. U moedigde hen aan te praten over hoe ze zich voelden. Soms volgde er nog een vraag ‘waarom bent u dan zo boos/teleurgesteld/verdrietig/bang?’ En wat er ook geantwoord werd, u zei altijd: ‘ik kan me best voorstellen dat u zich zo voelt’ of ‘wat ontzettend naar voor u’.

Soms hoorde je dan een kleine zucht in de rechtszaal. Alsof er een ballon leeg liep. Soms moest er iemand huilen. Ik vond uw vraag de eerste keren wat ongemakkelijk, wat weinig zakelijk. Maar al snel zag ik het nut ervan in. Cliënten voelden zich vaak al gehoord aan het begin van de zitting. Ze lieten daartoe zo uitdrukkelijk uitgenodigd ook vaak meer van zichzelf zien, en u kwam beter ‘binnen’ bij hen. ‘Fijne man’ was bijna altijd het oordeel van cliënten na de zitting. Een enkeling vond u een beetje raar.

Maar hoe voorspelbaar uw eerste zin ook was, uw zittingen waren dat maar zelden. Soms kon mijn voorbereiding al na een paar minuten de prullenbak in omdat hetgeen ik vooraf geschreven had niet meer passend was. Vaak ging je als advocaat dan maar mee met ‘de flow’. Feit was dat partijen vaak beter uit die zittingen kwamen dan ze erin gingen. Soms kwam er zomaar ruimte om een zaak te schikken, wat voor iedereen een opluchting was.

U bent inmiddels niet meer werkzaam bij diezelfde rechtbank. Soms denk ik nog weleens aan u als de rechter van dienst het dossier opent en haar/zijn vragen op ouders afvuurt, of erger, advocaten eerst aan het woord laat. Dan mis ik die zucht, die ballon die leegloopt. Het ontspannen van gespannen partijen die geen mogelijkheden meer zien.

En hoewel ik in eerste instantie dacht dat het een trucje was, ken ik nu de waarde van die ene vraag, die bijzondere start van iedere zitting. Uw oprechte belangstelling en uw vriendelijke glimlach waren er altijd, voor iedereen. U bouwde zo in korte tijd een vertrouwensrelatie op met beide partijen. Zonder te oordelen stelde u moeilijke vragen en drong u in alle eenvoud door tot de kern. Openlijk begrip tonend voor akelig gedrag en hoe het toch zo ver gekomen was. Daar waar nodig was u scherp en gebruikte u uw rechterlijk gezag om samen met partijen te reflecteren op dat gedrag. En altijd was daar die vriendelijke glimlach.

Soms zijn mensen geboren voor hun vak. Lijkt hun beroep hen te passen als een tweede huid. Dat geldt ook voor u. Het was leerzaam en soms ontroerend u te mogen zien werken. Ik leerde veel van uw vraagstelling, van uw houding en van uw eenvoud. Ik leerde gaandeweg ook dat het ‘zachte’ begin van uw zitting meestal ook kon rekenen op een zachte landing van uw vonnis.

 
 
 

U zei het weer. ‘Ouders’ waar u eigenlijk ‘moeder’ zou moeten zeggen. ‘U als ouders zou beter moeten weten’. ‘U moet stoppen met elkaar te diskwalificeren’. ‘U heeft de oplossing in handen.’ ‘U moet allebei in het belang van uw kinderen stoppen met de strijd’.

Ik had mijn cliënt al gewaarschuwd dat u dit zou doen. Door over ‘ouders’ te spreken in plaats van de ouder die het betreft doet u de zaak meer kwaad dan goed. U zegt meestal: ‘ik was er niet bij, ik weet niet wat de waarheid is’. ‘Ik weet wel dat uw kinderen hier last van hebben’.

Ú zou beter moeten weten. Met uw woorden onttrekt u zich aan iedere verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie. En toch heeft u al drie keer geoordeeld in dit dossier. Het zoveelste rondje hulpverlening ingezet omdat u dan geen écht oordeel hoeft te vellen.

Ik zie mijn cliënt naast mij ineenkrimpen. Het verdriet in zijn ogen is al heel lang onmetelijk groot. Ondanks mijn waarschuwing kan hij dat ‘ouders’ maar moeilijk aanhoren. Voor hem voelt het alsof u de waarheid niet wilt zien, hem beschuldigt. En hij heeft geen idee wat hij fout doet. Hij doet ook niks fout. Ik weet dat omdat ik iedere mail, ieder gesprek in de afgelopen jaren heb gezien, gehoord of bijgewoond. Mijn cliënt valt maar één ding te verwijten en dat is dat hij meer dan anderen conflicten mijdt. Hij is duidelijk iemand van de harmonie. Inmiddels is juist hij bang voor u.

Dit in tegenstelling tot zijn voormalig echtgenote. Ze vecht voor het welzijn van hun kinderen… zegt ze. Iedereen in de rechtszaal weet dat dat niet waar is, dat zij de agressor is, maar niemand zegt het hardop. Iedereen wil ‘neutraal’ blijven. Tijdens de zittingen gaat ze ook de strijd met u aan. Ze jokte vaak aantoonbaar over zijn vaderschap, en niemand vond daar iets van. Ze wil de controle houden over háár kinderen. Ze beïnvloedt hen op een afschuwelijke manier. De relatie tussen deze vader en zijn kinderen loopt ernstige schade op. En u? U zet nóg eens een rondje hulpverlening in. Vader heeft het nakijken. Een vader die niks fout deed en toch steeds weer door u wordt veroordeeld tot tweederangs ouder.

Beste rechter, u bent geen toeschouwer. U zou zich ook niet zo moeten gedragen. U bent er om actief de rechten van kinderen te beschermen. U bent kinderrechter. Een heel bijzonder beroep dat gepaard gaat met bijzondere verantwoordelijkheden. En in dit specifieke geval zou u ook scheidsrechter moeten zijn.

Fluit moeder nu eindelijk eens terug. Pak die rode kaart nou eens. Hij zit ergens verstopt in uw toga. Hou op met telkens weer beide ouders een gele kaart te geven. U ziet dat daar niks goeds van komt. Er zijn hier geen ‘strijdende partijen’. Er is één ouder die de ander steeds opnieuw buitenspel zet, die grove overtredingen begaat. Keer op keer op keer. Het is uw taak dit gedrag hardop en consequent af te wijzen. Geef die strafschop nou maar. Leg die bal maar op de stip. Het is inmiddels blessuretijd. Er zijn kinderen die rekenen op u.

 
 
 

De procedure, een ondertoezichtstelling, was simpel. Iedereen wist wat u zou gaan beslissen. U gaf mij het woord en na minder dan twee minuten onderbrak u mij en zei u bits dat u het raadsrapport had gelezen. Ik gaf aan dat ik deze zitting had voorbereid met cliënte en nog twee minuten nodig had. U rolde nog nét niet met uw ogen. Ik hield wijselijk mijn mond. Na de zitting vroeg mijn cliënte teleurgesteld of het altijd zo ging. Ze concludeerde: ‘ze wilde niet luisteren’.

Wat u te weinig beseft is dat voor cliënten dat halve uurtje heel belangrijk is. Zéker als het over kinderen gaat. Ze slapen er niet van. Het is hún half uur. En soms is het nodig dat cliënten in die statige rechtszaal iets horen dat voor hun belangrijk is.

Ik zou het dus op prijs stellen wanneer u mij mijn werk laat doen, óók als wat ik zeg u niet interesseert. Als u namelijk het vertrouwen in mij ondermijnt ben ik minder effectief ná een zitting. En hoe belangrijk uw beslissingen ook zijn, wat partijen na uw beslissing zelf gaan doen is soms veel belangrijker. Dus heb alstublieft wat geduld, u beseft soms niet wat er verder nog speelt.

Ik heb als advocaat niets dan respect voor uw toga. Ik, maar vooral ook cliënten, verdienen van u net zoveel respect voor die van mij.