Ik had de rechtbank gevraagd de Raad ter zitting uit te nodigen. Dit omdat de GI het ook niet meer wist. Mijn cliënte had ik afgeraden nog aan gezamenlijke gesprekken deel te nemen. Het geweld had lang genoeg geduurd. In bijzijn van hulpverleners werd ze beschreeuwd, vernederd en gekleineerd. Niemand greep in en geen van de hulpverleners had hierover gerept.

In de stukken stond dat er een ‘moeizame’ samenwerkingsrelatie was tussen ouders. Mijn cliënte werd in gesprekken, maar ook via de mail, als ‘onbekwaam’ weggezet. Een continue stroom aan klachten viel haar ten deel. ‘Ernstige psychische problemen’ aldus vader. Hij had gevraagd om de zorgregeling met moeder te beperken.

Ik had mijn best gedaan voldoende bewijs toe te voegen van het agressieve gedrag. Dat viel niet mee omdat niemand openlijk schreef dat vader agressief was richting moeder. Toen moeder eens vroeg waarom dit was zei een hulpverlener dat als hun kind het dossier op zou vragen, dit kenbaar zou zijn. Een drogreden natuurlijk, maar ze moest het ermee doen. Feit was dat de hulpverleners zelf bang waren voor vader. Ondertussen hielpen ze dit meisje niet en kon vader ongestoord doorgaan.

Wat was ik blij toen ik jou bij die zittingszaal zag. Grondig en direct, dat was je signatuur. Goed voorbereid en fair naar beide ouders. Je stelde altijd vragen. Oók als ze schuurden. Zo ook vandaag. Waar de rechtbank nauwelijks inging op de agressie, vroeg jij zonder omwegen aan de jeugdbeschermer of ze mee had gemaakt dat vader agressief was jegens moeder. De jeugdbeschermer schrok duidelijk van die vraag. ‘Vader kan wel eens erg dwingend zijn in gesprekken’ zei ze na enig aandringen.

‘Ik lees hiervan niks terug’ zei je. ‘Waarom is dat?’ Het zou escalerend werken volgens de jeugdbeschermer. ‘U laat wel belangrijke informatie weg’ was je weerwoord. Ik zag mijn cliënte naast me ineens snikken. Ze zag “live’ gebeuren waar ze zó naar snakte. Dat iemand openlijk zag en besprak wat zij en haar dochtertje meemaakten was voor het eerst.

In de beschikking die volgde was je advies te lezen. Geen gezamenlijke gesprekken, hulp aan moeder en kinderen om hun positie te versterken, hulp aan vader om met zijn agressie om te gaan en hulp om zijn rouwproces af te ronden. Een beperking van de zorgregeling met vader als de hulp aan vader niet snel van de grond kwam. Ter zitting sprak je de hoop uit dat vader zijn focus op de kinderen zou gaan leggen. Aan de jeugdbeschermer gaf je mee om geen gezamenlijke gesprekken te organiseren als er agressie in het spel is.

De rechter zat er wat stilletjes bij toen je de zitting overnam en deed wat de rechter had moeten doen. Vragen stellen, vragen stellen, vragen stellen. Ook (of misschien wel juist) de ingewikkelde.

Na de zitting schudde ik je de hand. Dat ging heel professioneel. Ik hoopte dat mijn ‘dankjewel’ overkwam en dat de diepe buiging en het vreugdedansje dat ik eigenlijk had willen doen in mijn ogen te lezen was.

 
 
 

39 rechters/raadsheren
24 procedures, 27 beschikkingen
2 raadsonderzoeken
1 NIFP onderzoek
7 hulpverleningsorganisaties
25 hulpverleners
1 jeugdbeschermingsorganisatie
5 jeugdbeschermers
7 advocaten
1,5 meter dossier
36 toevoegingen
22 plannen
15 evaluaties

Een ontluisterende opsomming uit één enkel dossier over één jongetje.

De balans opmakend lees ik opnieuw het eerste raadsonderzoek. Conclusie: er is in al die jaren niets verandert. De ongelooflijke reeks beschikkingen en hulpverleningsplannen laat maar één ding zien: een schrijnend gebrek aan keuzes maken en knopen doorhakken.

Het belang van dit jongetje, een fijne ongestoorde jeugd waarin hij zich ten volle heeft kunnen ontwikkelen, heeft niet plaatsgevonden. We stonden erbij en keken ernaar. Overigens ben ik overtuigd van de goede bedoelingen van iedereen betrokken. Toch heeft dat niet voorkomen dat dit kind in deze bizarre werkelijkheid heeft geleefd.

Hij heeft tientallen gesprekken gevoerd, met steeds opnieuw dezelfde boodschap: ‘ik hou van mama en van papa’. Zeven jaar lang was er geen verbetering. Achteraf bezien hadden we al veel eerder de balans op moeten maken. Hem perspectief moeten bieden. Tegen ouders moeten zeggen: óf u komt eruit óf we gaan het juridisch zo inrichten dat uw zoon geen last meer heeft van u als ouders.

Het accepteren van zeven jaar wachtstand en emotionele belasting is volstrekt onaanvaardbaar. Voor kinderen, voor ouders, maar ook voor ons als maatschappij. Het wordt tijd voor tijdig (en diepgaand) onderzoek, moeilijke keuzes maken en uiteindelijk antwoord geven op de vraag: wie is de minst belastende ouder?

 
 
 

Ik weet niet wie het bedacht heeft, of wanneer, maar mijn oog viel er net pas op. Het zijn van die zinnen die standaard in een vonnis staan en die we als advocaten eigenlijk nooit lezen.

‘Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. I.L. Rijnbout, in samenwerking met mr. F.A.M. Bouwhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021 en schriftelijk uitgewerkt op 31 augustus 2021’.

‘Genomen door de rechter In samenwerking met de griffier’ in plaats van ‘in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier’.

De zin ontroerde me en ik dacht direct aan de gerechtssecretaris die mij als net afgestudeerde meester in de rechten begeleide tijdens mijn eerste periode als rechterlijk ambtenaar in opleiding (raio) bij de rechtbank. Ik kwam als relatief ‘oude’ student net uit de collegebanken en wist maar weinig van het recht. Ik leerde van hem niet alleen een vonnis schrijven, maar ook een dossier fileren en analyseren. Bovendien vertelde hij me alles over de rechtbank zelf en de gebruiken en de normen en waarden die daar gelden.

Gedurende de echt fantastische opleiding die ik bij de rechtbank genoot leerde ik veel van rechters, maar minstens zoveel van de gerechtssecretarissen, de medewerkers die in vonnissen griffier worden genoemd. De meesten uiterst bekwame juristen die nooit een zitting leiden, maar niet zelden in de voorbereiding en afwikkeling van rechtszaken verschil maakten.

Ik vind het echt geweldig dat uw rechtbank de griffier met die zinsnede in het vonnis de plek geeft die hij/zij verdient. Door ‘in samenwerking met’ te hanteren erkent de rechtbank in vonnissen, en dus in het openbaar, de belangrijke ondersteunende rol die griffiers spelen in de rechtspraak. Het is maar één zin in een vonnis, maar het maakt, zo neem ik zomaar aan, voor hen een wereld van verschil.

 
 
 

Vorige week schreef ik een lovend briefje aan een rechter die ingreep in een ouderonthechtingszaak. Zo gaat het echter niet altijd. Zelfs niet bijna. Ik dacht gelijk aan u. En aan mijn cliënt die u aantrof in de rechtbank.

U startte de zitting met een mededeling. U wilde niet terug kijken, alleen vooruit en vroeg ouders hetzelfde te doen. Mijn cliënt, vader van twee kinderen die hij maar heel weinig zag, keek me onzeker aan. Ik knikte geruststellend, hoewel ik in mijn hoofd door de grond begon te zakken.

Ik had een omvangrijk processtuk ingediend. Het beschreef de historie tussen ouders onderbouwd met bewijsstukken van hulpverleners, school, huisarts en bso. Uit dat bewijs volgde onomwonden dat er sprake was van ouderonthechting. Mijn cliënt werd al drie jaar kunstmatig op afstand gehouden en zijn kinderen lieten steeds meer afwijzend gedrag zien. Het was schrijnend om te zien. Ook vanaf de zijlijn.

U ging aan het hele stuk voorbij. U zei simpel: wat gaan we eraan doen zodat u hier niet weer komt? Vindt u niet dat u moet stoppen met het conflict opzoeken? Ik voelde hem al aankomen. Zonder u in de achtergrond te verdiepen zou u ouders nog eens een rondje hulpverlening aanbieden. Hulpverlening die nergens toe zou leiden, zo wisten we inmiddels.

Ik protesteerde luid. U keek me boos aan en maande me mijn mond te houden. Ik protesteerde nog eens. Ik vroeg u u te verdiepen in de achtergrond van het probleem. Verder te kijken dan de oppervlakte. Ik hoopte tevergeefs dat u aandacht zou besteden aan de positie van vader. U ging aan mijn protesten voorbij. U zag twee ruziënde ouders en meer wilde u niet zien.

Wat u niet wist en wat ik u niet kon vertellen was dat deze vader aan had gegeven dat als u nu opnieuw niet in zou grijpen, hij het op zou geven. Hij was al drie jaar bezig en kon niet langer aanzien hoe zijn kinderen door het gedrag van hun moeder steeds meer bekneld raakten. In de war raakten. Deze vader vond dat het afgelopen moest zijn. Zijn kinderen verdienden beter. Ook als dat betekende dat hij ze niet meer kon zien. Hij wilde geen onderdeel meer zijn van de mishandeling die zijn kinderen onmiskenbaar ondergingen. Het was genoeg geweest.

En zo geschiedde. Vader was er kapot van. Ik ook. Iedere keer wanneer dit gebeurt, klimmen in mijn hoofd de kinderen op een muurtje. Dat muurtje zit inmiddels bomvol met kinderen die het contact met een ouder hebben verloren. Zo heeft iedere advocaat zo’n muurtje.

Is dat uw schuld? Zeker niet. Deed u iets om dat te voorkomen? Dat ook niet. Uw weigering naar het verleden te kijken is kwetsend. Uw weigering relevante bewijsstukken te beoordelen een rechter onwaardig. Het voelt voor deze ouders alsof zij rechteloos zijn. U houdt daarmee een systeem in stand dat zeer schadelijk is voor kinderen. U zou zich dat aan moeten trekken. Het is uw taak deze zaken te herkennen. Het is uw taak verschil te maken.

Het houdt immers niet op. Niet vanzelf.

 
 
 

Zelden kreeg ik zoveel bijval uit onze mooie beroepsgroep als na mijn bericht vorige week aan een rechter die in een omgangskwestie beide ouders ter zitting ter verantwoording riep, terwijl er duidelijk één ouder aan het vechten was. Ferm sprak ik over rode kaarten, buitenspel en blessuretijd. Velen van u waren het roerend met mij eens.

Als je kritiek uit op een ander past het ook om bij jezelf te rade te gaan of zaken beter kunnen. Wij lijken als advocaten vaak gemakkelijker uit te delen dan te incasseren. Onze toga, maar meer nog onze scherpe tong, maakt dat mensen al huiverig zijn voordat we ook maar één woord hebben gezegd. Ook ons past enige zelfreflectie. Ook wij zouden kritischer moeten zijn op onze houding, op ons werk. Ook wij hebben in het mijnenveld van de conflictscheiding iets uit te leggen.

Die gedachte bracht mij direct terug naar uw zaak, zo’n 8 jaar geleden. U stond ter zitting uw best te doen de rechter uit te leggen wat de vader in kwestie allemaal gedaan had. U vertelde over hoe vader agressief was en moeder steeds opnieuw kwelde. Hoe zijn kinderen na weekenden bij vader verdrietig thuis kwamen en de weekenden daarna nauwelijks te bewegen waren opnieuw naar hem toe te gaan. U overtuigde de rechter van uw gelijk om de zorgregeling te beperken.

Vader keek diep verdrietig de rechtszaal in. Ieder woord leek hem te raken. Uiteindelijk stroomden de tranen over zijn wangen. Hij vertelde de rechter dat het niet waar was wat u vertelde. Dat zijn ex-vrouw hem weg wilde houden bij zijn kinderen uit wrok. Hij had een goede relatie met zijn kinderen, zo zei hij. De voorbeelden daarvan rolden over zijn tong.

En ineens zat u daar, stilletjes op uw plek. Het ongemak straalde van uw toga. Het raakte u wat vader zei, ik zag het. Ergens wist u dat het waar was. Was het het intens diepe verdriet dat u zag? Of was u misschien verward door de milde glimlach op het gezicht van uw cliënte bij de tranen van de gebroken man die de rechter smeekte om meer contact met zijn kinderen.

U zag ineens dat u het bij het verkeerde eind had. Dat deze vader niks verkeerd deed. Dat uw cliënte u wellicht van alles op de mouw had gespeld en u onvoldoende kritisch was geweest. Dat u onvoldoende had doorgevraagd. Onvoldoende bewijs had gevraagd. Uw werk was onvoldoende. En dat had ernstige gevolgen.

Die advocaat? Dat was ik. Ik was het die te weinig kritisch was geweest. Me te weinig had afgevraagd of alles wat me werd verteld wel waar was. Ik had het gewoon zomaar in een rechtszaal, in toga, herhaald. Simpelweg omdat het overtuigend werd gebracht. Achteraf schaamde Ik me en lag ik er weken wakker van. Het spijt me nog steeds. Gelukkig kreeg ik niet veel later de kans het recht te zetten. Het zou me daarna nooit meer gebeuren.

Ervaring is soms een afschuwelijke en genadeloze leermeester. Het neemt je eerst het examen af en leert je dan pas de les.

 
 
 

U hoorde mijn klacht aan het adres van de strafkamer met gemengde gevoelens aan. Het oordeel dat mijn cliënte in het strafvonnis van haar ex moest lezen dat ‘het hof zich niet aan de indruk kon onttrekken dat haar wellicht ook iets te verwijten viel, nu verdachte zijn zoon lange tijd niet had gezien’ was haar zwaar gevallen. Ik zette in mijn pleidooi uiteen wat de gevolgen waren geweest en merkte dat mijn eigen boosheid over het vonnis mijn woordkeus enigszins bepaalde.

U begreep mijn klacht en vuurde plots een groot aantal vragen op de ex af. Waarom hij door bleef gaan met dreigen, waarom hij foto’s van haar gebruikte, waarom hij zonder aankondiging op de school van zijn zoontje was verschenen alwaar hij door politieagenten moest worden verwijderd, daarmee de kleuters de schrik van hun leven bezorgend. De raadsheer vroeg of hij zich voor kon stellen dat dit voor zijn ex-vrouw en zoontje heel naar was. ‘Probeert u zich eens in haar te verplaatsen’ zei u.

Terwijl haar ex zich in bochten wrong en zich uiteindelijk ronduit respectloos richting u gedroeg, keek ik even opzij naar mijn cliënte die zachtjes naast me zat te huilen. Het ontroerde me omdat ze altijd, bij elke procedure, stoïcijns en met een strak gezicht naast me had gezeten. Toen we de rechtszaal uitliepen knikte ik even naar u, omdat u de omissie van de strafkamer voor mijn cliënte zo prachtig had recht gezet. U knikte terug. Een mooi gebaar.

Mijn cliënte liep met opgeheven hoofd de rechtszaal uit. Haar ex boos achterlatend. Hij intimideerde ons nog even door te lachen en haar openlijk te filmen terwijl we weg liepen. Het deerde haar niet meer. Haar ogen straalden terwijl ze zei: ‘hij snapte het… eindelijk’. Ze doelde daarmee op u. U had het, zoals zij het beleefde, voor haar opgenomen. Het ging plotseling, en voor de eerste keer, over haar. Over wat zij en haar zoontje hadden meegemaakt.

Het is een bijzonder vak, rechter of raadsheer zijn. Het luistert nauw wat u in een vonnis of beschikking opneemt. Een terloopse zin kan zomaar een heel eigen leven gaan leiden in het leven van betrokkenen. Het was mooi dat u de handschoen die ik u toewierp zo barmhartig oppakte. U had immers maar één taak. De extra taak die u uzelf toe-eigende vervulde u glansrijk. Grote kans dat mijn cliënte u en die dag nooit meer zal vergeten.

 
 
 

‘Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het slachtoffer wellicht ook iets te verwijten valt nu verdachte zijn zoon lange tijd niet heeft gezien’ schreef u bijna terloops in uw strafvonnis.

U veroordeelde de ex van mijn cliënte in datzelfde vonnis voor huiselijk geweld, bedreiging en stalking. U veroordeelde met uw opmerking ook haar, het slachtoffer van dat geweld.

De reden dat ik u schrijf is dat úw woorden er meer dan andere woorden toe doen. De zin is na het verschijnen van uw vonnis al vaak misbruikt. Door de ex, die bleef herhalen dat cliënte iets te verwijten viel. Dat had het hof gezegd en dus was het ook haar eigen schuld. En door de jeugdbeschermer om haar te overreden mee te werken aan gesprekken met de nog immer dreigende ex.

Wat u ter zitting niet werd verteld, is dat cliënte meerdere malen de omgang tussen de verdachte en hun zoon opstartte. Dat werd door uw collega’s bij de rechtbank terecht stopgezet omdat hij steeds opnieuw zijn zoon gebruikte om cliënte te bedreigen.

Het kwalijke van uw terloopse zin was dat u een oordeel velde óver haar zonder te beschikken over enige informatie ván haar. U had haar niet gesproken en niet gezien. U oordeelde op basis van wat de verdachte u had verteld. En hoe goed bedoeld uw opmerking ongetwijfeld was, hij was volstrekt ongepast.

Cliënte stond niet terecht, u vroeg haar niet te getuigen, ze kon zich niet verweren en toch had u uw (voor)oordeel klaar. Zij was plots, zomaar uit het niets, zonder te zijn aangeklaagd, ook een beetje ‘schuldig’ bevonden.

 
 
 

De procedure, een ondertoezichtstelling, was simpel. Iedereen wist wat u zou gaan beslissen. U gaf mij het woord en na minder dan twee minuten onderbrak u mij en zei u bits dat u het raadsrapport had gelezen. Ik gaf aan dat ik deze zitting had voorbereid met cliënte en nog twee minuten nodig had. U rolde nog nét niet met uw ogen. Ik hield wijselijk mijn mond. Na de zitting vroeg mijn cliënte teleurgesteld of het altijd zo ging. Ze concludeerde: ‘ze wilde niet luisteren’.

Wat u te weinig beseft is dat voor cliënten dat halve uurtje heel belangrijk is. Zéker als het over kinderen gaat. Ze slapen er niet van. Het is hún half uur. En soms is het nodig dat cliënten in die statige rechtszaal iets horen dat voor hun belangrijk is.

Ik zou het dus op prijs stellen wanneer u mij mijn werk laat doen, óók als wat ik zeg u niet interesseert. Als u namelijk het vertrouwen in mij ondermijnt ben ik minder effectief ná een zitting. En hoe belangrijk uw beslissingen ook zijn, wat partijen na uw beslissing zelf gaan doen is soms veel belangrijker. Dus heb alstublieft wat geduld, u beseft soms niet wat er verder nog speelt.

Ik heb als advocaat niets dan respect voor uw toga. Ik, maar vooral ook cliënten, verdienen van u net zoveel respect voor die van mij.

 
 
 

Ze zit fier naast me in de rechtbank. Ze heeft donker haar met prachtig blauwe ogen en een stralende lach.

Toen we de rechtbank binnen liepen kon ik niet anders dan stomverbaasd zijn over het enorme verschil met een jaar geleden toen we hier ook liepen. De bange, schichtige vrouw die me huilend smeekte om mee te gaan naar de strafzitting van haar echtgenoot lijkt in niets op de prachtige vrouw die nu naast me zit. Ik blijf maar zeggen hoe trots ik op haar ben.

De eerste keer toen ik haar zag wilde ze scheiden. Ze was na de zoveelste mishandeling door de politie naar een vrouwenopvang gebracht. Getraumatiseerd, een grauw gezicht met ingevallen ogen. Nu zie ik een prachtige jonge vrouw. Ze studeert en dat doet haar zichtbaar goed. Haar bijna ex-man is stomverbaasd als hij haar ziet.

Als we bij de zaal gaan zitten begint ze te giechelen. Ze was bang geweest voor dit moment. Het weerzien met de man die haar zelfvertrouwen afnam en haar zo hard sloeg dat ze er littekens aan over hield leek moeilijk, maar ze voelt alleen maar medelijden.

Het is bijzonder getuige te zijn van zo’n mooie ontwikkeling. De vrouw die gesluierd en gebroken binnenkwam laat nu haar prachtige gitzwarte haar en kracht zien. Misschien draag ik nog wel weer eens een hoofddoek zegt ze, maar niet vandaag.