Ze zit op de gang. Een klein meisje nog. Het ongemak straalt van haar af. Ze zit naast haar moeder die bijna op haar gaat zitten, zo dicht zit ze naast haar. Ik schud haar moeders’ hand en glimlach naar het meisje. Ze kijkt naar mijn toga en glimlacht verlegen terug. Het liefst zou ik haar naar huis sturen. Ze hoort niet in een rechtbank. Rechtbanken zijn grote-mensen-gebouwen.

Als mijn cliënt, haar vader, binnen komt trekt moeder hun dochter nog dichter tegen zich aan. Het meisje kijkt op en weet zich duidelijk geen houding te geven. Vader loopt op zijn dochter af en groet haar liefdevol. Ze groet zachtjes terug en kijkt naar beneden. Moeder kijkt weg. Ik leid mijn cliënt bij zijn dochter weg en zeg dat we nog iets moeten bespreken. Hij loopt mee en heeft tranen in zijn ogen. Ze hoort hier niet.

Dan haalt de bode haar. Hij glimlacht en maakt een grapje over rechters en advocaten in rare jurken. Ze glimlacht en loopt met de bode mee. Voor ze de zittingszaal inloopt kijkt ze nog een keer onzeker om naar haar moeder. Ik voel voor haar. Vader kan het nauwelijks aanzien. Ze hoort hier niet.

Een jong meisje dat voorafgaand aan de zitting van haar ouders gehoord wordt door een rechter. Omdat ze het recht heeft om mee te mogen praten over haar eigen zorgregeling. Soms meerdere keren. Ik vind er iets van. Het is alsof je het loyaliteitsconflict ‘live’ voor je ogen ziet groeien. Ik zou willen dat rechters konden zien hoe naar dat soms is voor kinderen.

Nadat ze aan de rechter heeft verteld wat zij vindt, gaan haar ouders naar binnen en horen ze wat hun dochter gezegd heeft. Zij ondertussen, wacht op de gang totdat de zitting is afgelopen. Dat lijkt me best ingewikkeld als je zo jong bent. Een uur later komen haar ouders en hun advocaten weer naar buiten. Gespannen gaat iedereen uiteen.

Ik begrijp best (en sta er ook achter) dat kinderen het recht hebben om gehoord te worden. Ik zie de praktijk hierin echter met lede ogen aan. Sommige rechtbanken en hoven horen kinderen in ieder geval op een andere dag dan hun ouders, dat is al vooruitgang. Maar eigenlijk zou dit anders moeten. En liefst helemaal niet. Kinderen horen niet in rechtbanken thuis. Hoe meer ik het zie, hoe meer ik ervan overtuigd raak. Ouders zouden dit moeten zien te voorkomen, dat is hún taak. Zeker in complexe omgangszaken. Hoe graag ze ook willen dat hun kind vertelt wat zij willen horen.

Het meisje loopt met haar moeder weg. Ze kijkt nog even om naar haar vader. Die zwaait wat ongemakkelijk. Ze kijkt alleen maar. En dan verdwijnt ze. Een nare ervaring rijker. Dit gaat ze nooit meer vergeten.

 
 
 

De ex-man van een cliënte zit eindelijk, na jaren zijn straf uit. Hij mishandelde haar jarenlang en kreeg daarvoor maar liefst 24 maanden gevangenisstraf. Best een unicum in mijn praktijk. Doorgaans heeft dit soort gedrag nauwelijks consequenties.

Hun zoontje vertelde op school, en later bij de politie, het afschuwelijke verhaal van hun gezin. Over de keren dat hij zijn moeder had horen huilen en schreeuwen. Over hoe zijn vader met een mes dreigde. Over hoe hij zijn broertjes beschermde tegen het geweld. Over hoe hij zelf het geweld had ondergaan. De politie greep adequaat in en dit was het resultaat.

Vorige week sprak ik dit dappere jongetje, inmiddels jongvolwassen. Zijn moeder had gezegd dat hij mij kon bellen. Hij had wat vragen. Ik hoorde zijn hartverscheurende vragen aan. ‘Hoe lang moest zijn vader in de gevangenis blijven?’ ‘Waarom was zijn moeder bij zijn vader gebleven?’ ‘Was het ergens ook niet haar schuld’ ‘Was het ook misschien zijn schuld dat dit gebeurd was?’ ‘Had hij het kunnen voorkomen ?’ ‘Hoe erg was het eigenlijk?’ Wat moest hij met zijn vader nu?’ ‘Moest hij hem ooit weer willen zien?’

Ik struikelde in mijn hoofd al snel over de leegheid van de antwoorden die ik probeerde te formuleren. Zijn vragen waren simpelweg te groot en mijn antwoorden te klein. Ik verzekerde hem dat hij geen enkele schuld had aan wat er gebeurd was en vroeg hem of het goed was dat ik hem de volgende dag terug zou bellen. Dat vond hij goed.

Na een nachtje piekeren bedacht ik me dat hij me eigenlijk had gevraagd op wie hij nu boos zou moeten zijn. Een best rare vraag, aangezien niet alleen de rechtbank, maar ook het gerechtshof en de Hoge Raad zijn gewelddadige vader hadden aangewezen. Dit jongetje had de misdaden van zijn vader met eigen ogen gezien, gehoord en gevoeld. Toch had hij deze vragen. Ik bedacht me hoe groot de loyaliteit van dit jongetje richting zijn vader moest zijn. Ik bracht hem in contact met iemand die hem beter kon helpen dan ik. Ik zei hem dat ie me altijd mocht bellen als ie nog vragen had of hulp nodig had.

Ik zeg als advocaat heel vaak tegen strijdende ouders in een echtscheiding dat als je tegen je kind kwaad spreekt over de andere ouder, je in feite ook kwaad spreekt over je kind. Ik vertel ze hoe belangrijk het is dat je kinderen niet in een loyaliteitsconflict brengt omdat dit schade toebrengt aan hun identiteit. Je verandert wie ze zijn. De loyaliteit van kinderen naar hun ouders toe is heel groot.

Pas nu besef ik echt hoe groot.

 
 
 

Vorig jaar kwam het Verweij-Jonker-Instituut met nieuwe cijfers. In bijna 70% van de gezinnen waar huiselijk geweld voorkomt houdt het geweld, ook na een melding bij Veilig Thuis, niet op. Als het al tot daadwerkelijk ingrijpen komt, is er lange tijd verstreken.

De afgelopen week liep ik voor het eerst in 14 jaar mijn kantoor uit omdat ik het te kwaad kreeg in bijzijn van een cliënte. Deze vrouw, maar ook haar kinderen, zijn allemaal slachtoffers van huiselijk geweld. Ze vertelde mij het gruwelijke verhaal over de mishandeling van haar en haar kinderen.

Ik ben na zoveel jaren van huiselijk geweldzaken best wel wat gewend. Één van de dieptepunten, tevens het moment waarop ik de kamer verliet, was dat vader als hij kwaad was hun zoontje vooraf vroeg op welke manier hij mishandeld wilde worden. Hij mocht kiezen waarmee (stok, zweep, riem etc) hij geslagen zou worden. Dan liep hij met hem een kamer in, deed de deur op slot, en voerde de straf uit. De andere kinderen hoorden hem dan schreeuwen.

Dit jongetje is inmiddels bijna volwassen, is emotioneel zwaar beschadigd en is onlangs nog op school, in het openbaar, door zijn vader mishandeld. De man is nog nooit veroordeeld voor zijn afschuwelijke daden, ondanks meerdere aangiftes. Hij is er zelfs nog nooit formeel op aangesproken.

Volgende week is het weer de week tegen kindermishandeling. ‘Dichterbij dan je denkt’ is het thema. Mooie woorden gaan er weer gesproken worden. Door belangrijke mensen. Maar hoewel ik het ieder jaar weer hoop, verandert er maar weinig. De jeugdzorg is een enorme puinhoop waar het dweilen is met de kraan open. Goede jeugdzorgwerkers haken af omdat het werk niet meer te doen is. Er is geen geld, geen hulp voor kinderen die het heel hard nodig hebben. De politie doet weinig, want er is ook daar geen geld en het heeft geen prioriteit. We staan erbij en kijken ernaar.

Het jongetje dat zelf zijn martelstraf uit mocht kiezen heeft het nakijken. Wat voor boodschap geven we hem door helemaal niks te doen? Wat voor toekomst gaat hij tegemoet? Het houdt inderdaad niet op. Niet vanzelf. We zouden beter moeten willen. We zouden beter moeten doen.

 
 
 

In mijn hoofd zie ik je nog voor me, zittend op een paar koffers. Je was nog maar vijf jaar oud. Toen ik met deze briefjes begon wilde ik vijf delen maken. Ik zou beginnen bij ‘beste rechter’ en eindigen bij ‘beste ouder’. Maar al schrijvend zag ik jou steeds vaker voor me en wist ik dat er nog een deel zou komen. Alles draait immers om jou, al lijkt dat soms niet zo.

Drie jaar lang zat jij op die koffers te wachten. Ik kreeg dat beeld omdat mama zomaar naar Frankrijk verhuisde met jou. Papa wilde dat niet. Hij had ook altijd voor jou gezorgd en wilde dat blijven doen. Daar kregen ze ruzie over. En dat duurde maar liefst drie jaar. Dat is heeeeel lang. Zeker als je vijf bent. Al is dat natuurlijk al best oud.

Ik schreef zeven stukken over jou, al kende ik jou niet en zag ik je nooit. Ik schreef waarom je niet mocht verhuizen en waarom papa echt heel belangrijk voor je was. En ik schreef niet alleen. Er was nog een advocaat die schreef, een Raad voor de Kinderbescherming die schreef, twee gezinsvoogden en drie hulpverleners die schreven. Twee mediators die praatten en maar liefst 16 rechters die over jou beslisten. Al die tijd zat jij op die koffers te wachten. Uiteindelijk beslisten ze allemaal dat jij niet mocht verhuizen en dat papa en mama voortaan samen voor jou moesten zorgen en samen over jou moesten beslissen.

Het is best gek dat al die mensen het beste wilden voor jou en dat jij toch meer dan drie jaar op die koffers zat. Het ging in die tijd niet zo goed met jou. Daar schaam ik me nog steeds een beetje voor.
De rechters vonden dat er, voor ze konden beslissen, eerst hulp moest komen voor papa en mama. En dus bleef jij wachten, terwijl papa en mama bij de hulp verder ruzieden. Wat ik me destijds te weinig besefte is dat éérst hulp aan papa en mama niet per se goed was voor jou. Misschien was snel beslissen, zodat jij wist waar je aan toe was, achteraf bezien toch beter geweest.

De afgelopen weken schreef ik aan iedereen een briefje, hoe we het misschien in de toekomst beter kunnen doen voor meisjes zoals jij. Ik vroeg rechters slagvaardiger te zijn, zodat er sneller kan worden beslist. Ik vroeg advocaten zorgvuldiger te zijn, zodat we dingen oplossen in plaats van soms erger maken. Ik vroeg jeugdbeschermers alles te doen om jou te beschermen en de Raad om nauwkeuriger te kijken naar wat er nodig is voor jou. Ik vroeg je papa en mama lief te zijn voor jou en voor elkaar.

Maar weet je wat ik na al dat schrijven het moeilijkste vind, lieve X? Dat ik niet weet of we het beter gaan doen. Dat ik jou zo graag die belofte wil doen, maar het steeds moeilijker vind om te vertrouwen op de mensen die hierover gaan. Iedereen zegt het beter te weten, maar het wordt niet echt beter. Niet voor jou. De belangrijke jaren dat jij op die koffers zat krijg jij immers nooit meer terug.

Het moet echt anders. Beter. En het beste moment voor ons allemaal om naar onszelf te kijken, opnieuw te beginnen en het beter te doen, is nu.