Het is alweer zo’n 12 jaar geleden dat ik bij Jeroen Dijsselbloem, toen nog kamerlid voor de PvdA, in Den Haag was om te pleiten voor het standaard toevoegen van een advocaat bij de uithuisplaatsing van kinderen. Hij had een paar jaar daarvoor onderzoek gedaan naar de jeugdzorg en vriendin Annemarie Gevaerts had me geïntroduceerd. Jeroen was heel aardig en geïnteresseerd en vroeg me een memo te schrijven waarom het nodig was en waar en hoe dit in de wet zou moeten worden vastgelegd. Ik schreef een uitgebreide memo en Jeroen werd minister van Financiën. Zo gaat het soms. De memo verdween in een la of in de prullenbak.

Op 1 oktober aanstaande is het dan toch zover. De gratis bijstand van een advocaat bij uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging komt er. Rechters sorteren al voor op deze regeling wanneer ze vinden dat ouders onvoldoende zelf hun belangen kunnen behartigen door dan ambtshalve een advocaat toe te voegen. Het is een mooie ontwikkeling die zorgt dat kwetsbare ouders een betere rechtsbescherming krijgen. Eind goed, al goed.

Toch heb ik nog een wens.
Minstens zo belangrijk als juridische bijstand bij de uithuisplaatsing is het regelen van psychische hulp aan ouders als de uithuisplaatsing (onverhoopt) eenmaal een feit is. Hulp is hard nodig omdat ouders vaak het gevoel hebben helemaal alleen te staan. Ze schamen zich en kunnen vaak nergens terecht met hun onbeschrijfelijke pijn. De advocaat verdwijnt uit het zicht en de jeugdbeschermer houdt zich bezig met het kind.

Ouders blijven ouders van kinderen. Ze zijn weerloos en machteloos als hun kind niet meer bij hen is. Het verdriet is ongekend groot. Daarvoor is gedegen (rouw)hulp nodig. En die zou standaard moeten worden toegevoegd. Het is voor ouders vaak een te grote opgave om dit zelf te regelen. Zij zijn bezig met hun (rauwe) verdriet, de schaamte en het verwerken van wat er is gebeurd. We verwachten gek genoeg op zo’n moment dat ouders precies weten wat ze moeten doen en rekenen ze daarop moeiteloos af in onze evaluaties.

Het is afschuwelijk als niemand meer ziet dat je pijn lijdt. Het is ook echt afschuwelijk om je kind een paar uur per maand te zien en de opdracht te krijgen niets te zeggen dat er écht toe doet. Dat je ‘leuk’ moet zijn. En dat jarenlang. Het gevolg is dat de band tussen ouder en kind niet meer groeit. We zouden hier echt anders mee om moeten gaan.

Als ik iets geleerd heb de afgelopen 15 jaar dan is het dat als je kinderen wilt beschermen, je (ook) goed voor hun ouders moet zorgen.

 

 

 
 
 

Famke heette ze. Ze was pas 14 jaar. Haar vader bracht haar om het leven en daarna zichzelf. 1,5 jaar geleden verscheen er een rapport over haar. Conclusie: Elf instanties, waaronder de rechterlijke macht, de Raad voor de kinderbescherming, Jeugdbescherming, Veilig Thuis en alle hulpverlenende instanties bleven in gebreke om Famke te beschermen.

Onmacht. Zo noemde voormalig kinderrechter en Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld Corinne Dettmeijer-Vermeulen haar onderzoek. Het rapport is ontzettend waardevol om te begrijpen waar ouderverstoting over gaat. Er bleek te weinig kennis over ouderverstoting en de gevolgen ervan bij de instanties die zich met Famke bemoeiden. De zorgen van de moeder van Famke werden stelselmatig genegeerd.

Er is te weinig aandacht voor het rapport (geweest). De voorvallen erin zijn herkenbaar, net als het gedrag van moeder, van vader en van Famke. Maar ook het gedrag en de taal van de jeugdbeschermers, de Raad en de rechtbank. De onmacht die ik zelf in dossiers ook steeds tegenkom en zo goed herken.

Enkele bijzonderheden: vader had de regie over wat er gebeurde, niet jeugdbescherming, hij vervreemdde Famke actief van haar moeder. Hij werkte aan niets mee, al deed hij wel alsof. Moeder verloor het contact met Famke omdat Famke niet meer wilde. Niemand greep in, er werd ‘rust’ geadviseerd en geen dwang tot contact. Mr. Dettmeijer geeft terecht aan dat dat averechts werkt en verwijst naar de aanbevelingen van het Expertteam Ouderverstoting.

Het rapport geeft heel goed weer dat alleen kindsignalen, of juist het ontbreken daarvan, niet doorslaggevend zouden moeten zijn in hoe te handelen. Oudersignalen, het gedrag van een ouder, zou veel meer in ogenschouw moeten worden genomen. Tijd was een kritische factor in het contact verlies. Tenslotte volgt uit het rapport dat professionals naar gewelddadig gedrag of onveiligheid zochten, terwijl de ongebruikelijke symbiose tussen kind en ouder juist de trigger had moeten zijn.

Dit stukje tekst is niet genoeg om het belang van dit rapport goed te duiden. Ik hoop dat jeugdbeschermers, raadsonderzoekers, medewerkers Veilig Thuis, rechters, advocaten en hulpverleners het willen lezen. Niet alleen de samenvatting, maar het hele rapport. Het is meer dan de moeite waard. Je zult terugdenken aan de ouders en kinderen die je zelf tegenkwam en waar je niet wist hoe te reageren. Of naar de ouders die je adviseerde een kind ‘rust’ te gunnen.

Ik was terughoudend het rapport te gebruiken vanwege de afschuwelijke dood van Famke. Dat was ‘een beetje dom’. Het rapport is ontzettend leerzaam. De omstandigheden rondom ouderverstoting worden uitstekend beschreven. Omstandigheden die we allemaal maar al te goed herkennen. Als je iets doet deze maand om beter te worden in je werk, lees dan dit rapport. Doe het voor alle kinderen die we kennen die (zonder goede reden) maar van één ouder mogen houden.

Geef ze de andere ouder terug.

 

 

 
 
 

‘Mag ik ook staan?’ Vraagt ze, terwijl ze mijn blik ontwijkt. Ik zeg ‘natuurlijk’. Ze staat op en loopt naar het raam. Ze kijkt naar buiten terwijl ze met haar vingers langs haar broek friemelt. Ik wacht. Ze zegt niks. Na een paar minuten vraag ik wat ze ziet. ‘Niks’ antwoordt ze. Ik sta op en ga naast haar staan. Zo blijven we even staan. Kijkend naar de kinderen die spelen op het plein.

Kinderen op het schoolplein

Mijn gedachten gaan naar de vragen die ik had bedacht. Uit haar hele houding begrijp ik dat deze vandaag ook stellen niet gaat gebeuren. En misschien wel nooit. Ze stapt een stukje bij mij vandaan en kijkt dan het kantoor in. ‘Oranje is mijn lievelings’ zegt ze bijna fluisterend, wijzend op de grote bank. Ik glimlach. Ik vertel haar dat ik het moeilijk vond om te beslissen waar de bank moest staan. ‘Weet jij een betere plek?’ Vraag ik impulsief. Ze loopt naar de deur. ‘Ik denk daar’ zegt ze wijzend naar de langste muur. ‘Daar valt het mooi op.’ ‘Zullen we hem daar eens neerzetten? Wil je me even helpen?’ Ze kijkt me verrast aan en knikt. ‘Ik weet niet of het te zwaar is’. ‘Daar komen we maar op één manier achter.’

Als de bank staat, zegt ze dat de tafel dan naar de andere kant moet. Ik pak een stoel en zij doet hetzelfde. Als we mijn kantoor heringericht hebben zeg ik ‘kom eens zitten’ en wijs naar de stoel tegenover me. ‘Wat denk jij, beter?’ ‘Beter’ bevestigt ze. Ze kijkt me voor het eerst die middag aan. Ik glimlach en bedank haar. ‘We hebben ook nog een lunchruimte die wel wat ‘Elise’ kan gebruiken.’ Ze glimlacht. ‘Best leuk’.

Ik vraag haar wanneer we dat gaan doen. ‘Moeten we niet over mijn vader praten?’ vraagt ze. ‘Ik weet het niet. Wil je dat?’ ‘Ik moet het’ zegt ze, ‘mijn moeder wil dat graag’. ‘Ok, wat wil je zeggen?’ Ze slaat haar ogen neer en het gefriemel begint weer. ‘Misschien beter de volgende keer’ zeg ik geruststellend. Ze knikt. Even later lopen we samen naar de deur.

Als ik haar terugbreng naar haar moeder kijkt deze me vragend aan. ‘We hebben al veel gedaan, maar Elise moet nog wel een keertje terug komen. We zijn nog niet klaar.’ Ik knipoog naar Elise. Ze lacht warempel een beetje.

Als ze de week daarop mijn kantoor weer binnenstapt zie ik direct de opdracht van haar moeder op haar voorhoofd.
Hij weegt zwaar, die opdracht.

 
 
 

Inspiratie krijg je soms op de vreemdste plekken en van personen waar je het niet direct van verwacht. Mijn kapper gaf mij zonder dat hij het wist antwoord op de vraag of ik volgend jaar een lezing moet geven op een internationaal congres over huiselijk geweld. Het was het eerste internationale congres dat ik zelf ooit bezocht over het onderwerp en ik was erg gevleid toen ik werd gevraagd er te spreken.

De afgelopen weken zag ik mezelf stotterend op het podium staan in een halflege zaal waarvan de helft van de luisteraars in slaap was gevallen. Best raar, doorgaans krijg ik heel positieve reacties op de lezingen die ik geef. Ik heb me honderden keren afgevraagd of wat ik te vertellen heb wel interessant genoeg is en of ik op internationaal niveau wel iets toe te voegen heb.

Mijn kapper, die ik al jaren frequent bezoek, is een gepassioneerde man die meent dat wij een soort co-ouderschap hebben over wat er op mijn hoofd groeit. Tijdens onze sessies praten we over van alles en nog wat. Zijn aspiraties als muzikant, onze gedeelde liefde om te reizen, zijn zoontje en mijn werk. Deze week vertelde ik hem dat een jongetje dat ik professioneel kende naar nu blijkt seksueel misbruikt is en dat ik daar vijf jaar geleden al met een professional over sprak vanwege ons gezamenlijke vermoeden dat dit mogelijk gaande zou kunnen zijn. We hebben het nooit kunnen bewijzen noch was er voldoende reden destijds om het jongetje direct uit die situatie te halen.

Ik belde, nadat ik (bij toeval) het bericht kreeg, direct met de professional en we waren beiden geëmotioneerd. Hadden we meer met ons vermoeden kunnen, nee moeten doen destijds, was de vraag die het gesprek domineerde. We kwamen er niet uit. Het was slechts een vaag vermoeden geweest op basis van een gevoel, niks meer dan dat. We hadden beiden de gezinsvoogd op de hoogte gesteld, die met onze vermoedens niet zo heel veel kon. Misschien ook wel terecht, het is een ernstige beschuldiging die je niet zomaar kunt uiten.

Mijn kapper hoorde mijn verhaal aan en zag hoe de brok in mijn keel opnieuw de tranen in mijn ogen liet opwellen. Hij zei heel simpel: ‘vruchtbare grond’. ‘Kinderen verdienen niks minder dan dat. Als je dat weghaalt gaat er iets dood. Takken die afsterven, wortels die niet stevig genoeg zijn om te overleven. Zonder vruchtbare grond gaan ze niet bloeien. Je verandert voorgoed wie ze zijn.’

En zo kwam ik aan de titel van de lezing die ik, naar ik nu weet, zeker ga geven. ‘Vruchtbare grond’ wat een mooie metafoor voor dat wat we kinderen proberen mee te geven, voor dat wat ze nodig hebben om te groeien in wie ze zijn. Huiselijk geweld tast die vruchtbare grond in ernstige mate aan. Dat is de reden waarom we als professionals absolute urgentie moeten voelen. Voor ieder kind. Hoe mooi is het dat ik hier iets van mag vinden en zeggen op het podium dat mij geboden wordt. Dat ik de inspiratie die ik vond op een zo ongewone plek, door mag geven.

 
 
 

Ze zit op de gang. Een klein meisje nog. Het ongemak straalt van haar af. Ze zit naast haar moeder die bijna op haar gaat zitten, zo dicht zit ze naast haar. Ik schud haar moeders’ hand en glimlach naar het meisje. Ze kijkt naar mijn toga en glimlacht verlegen terug. Het liefst zou ik haar naar huis sturen. Ze hoort niet in een rechtbank. Rechtbanken zijn grote-mensen-gebouwen.

Als mijn cliënt, haar vader, binnen komt trekt moeder hun dochter nog dichter tegen zich aan. Het meisje kijkt op en weet zich duidelijk geen houding te geven. Vader loopt op zijn dochter af en groet haar liefdevol. Ze groet zachtjes terug en kijkt naar beneden. Moeder kijkt weg. Ik leid mijn cliënt bij zijn dochter weg en zeg dat we nog iets moeten bespreken. Hij loopt mee en heeft tranen in zijn ogen. Ze hoort hier niet.

Dan haalt de bode haar. Hij glimlacht en maakt een grapje over rechters en advocaten in rare jurken. Ze glimlacht en loopt met de bode mee. Voor ze de zittingszaal inloopt kijkt ze nog een keer onzeker om naar haar moeder. Ik voel voor haar. Vader kan het nauwelijks aanzien. Ze hoort hier niet.

Een jong meisje dat voorafgaand aan de zitting van haar ouders gehoord wordt door een rechter. Omdat ze het recht heeft om mee te mogen praten over haar eigen zorgregeling. Soms meerdere keren. Ik vind er iets van. Het is alsof je het loyaliteitsconflict ‘live’ voor je ogen ziet groeien. Ik zou willen dat rechters konden zien hoe naar dat soms is voor kinderen.

Nadat ze aan de rechter heeft verteld wat zij vindt, gaan haar ouders naar binnen en horen ze wat hun dochter gezegd heeft. Zij ondertussen, wacht op de gang totdat de zitting is afgelopen. Dat lijkt me best ingewikkeld als je zo jong bent. Een uur later komen haar ouders en hun advocaten weer naar buiten. Gespannen gaat iedereen uiteen.

Ik begrijp best (en sta er ook achter) dat kinderen het recht hebben om gehoord te worden. Ik zie de praktijk hierin echter met lede ogen aan. Sommige rechtbanken en hoven horen kinderen in ieder geval op een andere dag dan hun ouders, dat is al vooruitgang. Maar eigenlijk zou dit anders moeten. En liefst helemaal niet. Kinderen horen niet in rechtbanken thuis. Hoe meer ik het zie, hoe meer ik ervan overtuigd raak. Ouders zouden dit moeten zien te voorkomen, dat is hún taak. Zeker in complexe omgangszaken. Hoe graag ze ook willen dat hun kind vertelt wat zij willen horen.

Het meisje loopt met haar moeder weg. Ze kijkt nog even om naar haar vader. Die zwaait wat ongemakkelijk. Ze kijkt alleen maar. En dan verdwijnt ze. Een nare ervaring rijker. Dit gaat ze nooit meer vergeten.

 
 
 

Soms krijg je een attentie van een cliënt die tevreden is. Niet nodig, maar het wordt door mij uiteraard erg gewaardeerd. Vandaag kwamen twee ouders mij een doosje met taartjes brengen. Ze kregen gisteren het oordeel dat de rechtbank de verlenging van de ondertoezichtstelling van hun kindje had afgewezen. Zelden twee cliënten zo blij gezien.

Hun kindje was kort na de bevalling uit huis geplaatst. In mijn ogen alleen omdat beide ouders (licht) verstandelijk beperkt zijn. Ze kregen niet de kans hun kindje te verzorgen op basis van vooroordelen. Twee weken later zette de rechtbank dit recht door het kindje per direct weer terug te plaatsen bij ouders. Dat was al een heel groot feest. De ondertoezichtstelling bleef, en daar verzetten ouders zich ook niet tegen.

Inmiddels is het kindje 6 maanden oud en gaat het prima met wat hulp. Jeugdzorg wilde ‘voor de zekerheid’ toch de ondertoezichtstelling verlengen. Gelukkig is een ondertoezichtstelling daar niet voor. Dat vond de rechtbank ook. Een beetje ouder weet immers dat je als ouder geen zekerheid hebt. Ook niet als je geen extra uitdagingen hebt op medisch gebied. Ook dan maak je fouten en doe je het niet altijd goed. Dat hoeft ook helemaal niet. De rechter verwoordde tijdens de zitting prachtig hoeveel vertrouwen ze had in deze ouders. Ouders moesten beiden huilen van opluchting en trots. Zelden zag ik ouders zo groeien in hun rol.

Soms gaan er stemmen op (en het gebeurt ook in de praktijk) dat bij jongeren met een verstandelijke beperking preventief aan geboortebeperking zou moeten worden gedaan omdat ze niet voor een kind zouden kunnen zorgen. Daarmee zou je uithuisplaatsing van kinderen kunnen voorkomen. Hoewel ik de wens snap, vind ik het ook een heel kwalijke en gevaarlijke ontwikkeling die een zware inbreuk maakt op een heel belangrijk mensenrecht. Soms gaat het inderdaad niet goed en is geboortebeperking de enige oplossing. Maar soms, zoals in dit geval, kunnen ouders dit wel en is het prachtig om te zien met hoeveel aandacht en inzet dit gepaard gaat.

Ik denk wel eens dat we teveel perfectie willen. Zowel van kinderen als van ouders. Raar eigenlijk, ik ben ze namelijk nog niet tegengekomen, die perfecte ouders. Ook niet in mijn eigen omgeving. Ik prijs me daar gelukkig mee. Mijn cliënten zullen hun leven lang tegen de vooroordelen moeten opboksen die we als maatschappij hebben over mensen met een beperking. Dat maakt hun opdracht als ouder een stuk lastiger dan die van mij.

 
 
 

Vandaag kreeg ik een foto van een babytje. Ze is geen familie van mij, maar voelt als een prachtig kerstcadeau.

De foto kreeg ik van een oud-cliëntje. Van sommige cliënten blijf je je altijd afvragen hoe het ze is vergaan. Cliëntje X is daar een voorbeeld van. Een paar jaar geleden belde ineens een professional die haar begeleidde. Ze wilde weten of ik haar dossier nog had. Dat was zo en ik vroeg haar meisje X mijn telefoonnummer te geven. Ze belde een paar weken later en sindsdien houden we contact. Ik heb ontiegelijk veel door en van haar geleerd.

X was 12 en viel destijds al op door haar ongelooflijke kennis van de Nederlandse taal. Ze was nog maar een jaar in Nederland en sprak niet alleen vloeiend Nederlands, ze schreef het ook foutloos. Een buitengewoon intelligent meisje. Ze was als baby door haar ouders in hun land van herkomst noodgedwongen achtergelaten en werd 12 jaar later met hen in NL herenigd. X moest leven met ouders die ze niet kende.

Ze had veel meegemaakt in een door oorlog verscheurd land en ook hier ging het niet goed met haar. Ouders gingen scheiden en vader dreigde met eerwraak. Uiteindelijk kon ze ook niet bij haar moeder en broertje wonen en kwam ze in een instelling terecht onder strikte beveiliging. Haar naam werd veranderd en vanaf haar 16e woonde ze op zichzelf en verloor ik haar uit het oog. Ik heb veel nare psychologische en psychiatrische rapportages over kinderen gelezen, maar die van haar waren met afstand de meest afschuwelijke.

Eigenlijk is het ongelooflijk dat X nu een babytje heeft en dat het zo goed met haar gaat. Ze heeft haar opleiding afgerond en is een prachtige jonge vrouw. Nog steeds geen contact met haar ouders en broertje, maar wel een leuke vriend die veel om haar geeft. En nu een dochtertje. Ik kan niet trotser op haar zijn. Wat is ze een prachtig voorbeeld van menselijke weerbaarheid. Ik voel een diepe bewondering voor dit meisje dat werkelijk alles tegen zich had, maar nooit opgaf en ging roeien met de riemen die haar werden aangereikt. Wat zal ze een fantastisch voorbeeld zijn voor haar dochtertje.
Dat kleine meisje boft maar.

 
 
 

Het is een triest einde van de week tegen kindermishandeling. Een moeder die ik al jaren bijsta in haar wens om een normale zorgregeling met haar dochter belt me om te zeggen dat ze het opgeeft. Ze doet afstand. Ze wil de relatie met haar 10-jarige dochtertje beëindigen. Ik voel mee met het 10-jarige meisje dat haar moeder plotseling niet meer zal zien en wellicht nooit zal begrijpen waarom haar moeder afstand neemt.

Het is het trieste resultaat van een jarenlang, afschuwelijk gevecht tussen ouders waarbij een vader niets ontziend zijn dochter steeds weer inzet maakt van ruzies en procedures. Deze moeder wil het haar dochtertje niet meer aandoen en meent dat zij het beste een stap terug kan doen. Ik heb het vaker meegemaakt en het went nooit. Het kiezen als ouder tussen twee kwaden is het moeilijkste van dit proces. Wanneer stop je en geef je het op? Wat is schadelijker voor kinderen: doorgaan of stoppen?

Misschien raakt het mij dit keer meer omdat het deze week meer dan 40 jaar geleden is dat mijn eigen moeder overleed. Ik mis haar niet iedere dag zoals meestal wordt gezegd. Ik mis haar ook niet wekelijks of maandelijks. Haar overlijden is iets waarmee ik al heel jong heb leren leven. Ik heb slechts een handvol mooie herinneringen aan een moeder wiens afwezigheid bepalend is geweest voor mijn vorming.

Ik denk aan dat kleine meisje dat haar moeder straks mist. Niet omdat zij is komen te overlijden, maar omdat haar moeder ervoor kiest. Voor haar bestwil, dat wel. Ik denk aan het uiterst pijnlijke, maar vooral onnodige proces waar dit meisje noodgedwongen doorheen zal gaan en voel voor haar. Het zal haar voorgoed veranderen.

Kindermishandeling wordt vaak geassocieerd met fysiek geweld. De vorm waaraan dit meisje bloot wordt gesteld krijgt mijns inziens veel te weinig aandacht, ook in deze week. Een ouder die de andere ouder bevecht om de aandacht van hun kind. Soms geen enkel middel schuwend om de andere ouder te beschadigen. Rechters, advocaten, jeugdzorg én samenleving staan erbij en kijken ernaar, maar hebben nog steeds te weinig invloed op de materie.

Het thema van deze week is ‘dichterbij dan je denkt’. Als (nabije) omgeving in een scheidingssituatie zie je vaak wel wat er gebeurd met ouders. Het wantrouwen, de situatie die zich verhard is vaak eerder zichtbaar vanaf een afstand. De schade voor kinderen ook.

Praat eens niet mee met de (ruziënde) scheidende ouder maar bevraag wat er gebeurd. Probeer die dochter/zoon/vriend/vriendin, broer of zus te herinneren aan het moment waarop ze voor elkaar kozen. Herinner hen aan hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kinderen. Verzacht de situatie in plaats van die te verharden. Het zou zo’n enorm verschil maken.

Het stopt immers niet, niet vanzelf.
En is dichterbij dan je denkt.

 
 
 

In mijn hoofd zie ik je nog voor me, zittend op een paar koffers. Je was nog maar vijf jaar oud. Toen ik met deze briefjes begon wilde ik vijf delen maken. Ik zou beginnen bij ‘beste rechter’ en eindigen bij ‘beste ouder’. Maar al schrijvend zag ik jou steeds vaker voor me en wist ik dat er nog een deel zou komen. Alles draait immers om jou, al lijkt dat soms niet zo.

Drie jaar lang zat jij op die koffers te wachten. Ik kreeg dat beeld omdat mama zomaar naar Frankrijk verhuisde met jou. Papa wilde dat niet. Hij had ook altijd voor jou gezorgd en wilde dat blijven doen. Daar kregen ze ruzie over. En dat duurde maar liefst drie jaar. Dat is heeeeel lang. Zeker als je vijf bent. Al is dat natuurlijk al best oud.

Ik schreef zeven stukken over jou, al kende ik jou niet en zag ik je nooit. Ik schreef waarom je niet mocht verhuizen en waarom papa echt heel belangrijk voor je was. En ik schreef niet alleen. Er was nog een advocaat die schreef, een Raad voor de Kinderbescherming die schreef, twee gezinsvoogden en drie hulpverleners die schreven. Twee mediators die praatten en maar liefst 16 rechters die over jou beslisten. Al die tijd zat jij op die koffers te wachten. Uiteindelijk beslisten ze allemaal dat jij niet mocht verhuizen en dat papa en mama voortaan samen voor jou moesten zorgen en samen over jou moesten beslissen.

Het is best gek dat al die mensen het beste wilden voor jou en dat jij toch meer dan drie jaar op die koffers zat. Het ging in die tijd niet zo goed met jou. Daar schaam ik me nog steeds een beetje voor.
De rechters vonden dat er, voor ze konden beslissen, eerst hulp moest komen voor papa en mama. En dus bleef jij wachten, terwijl papa en mama bij de hulp verder ruzieden. Wat ik me destijds te weinig besefte is dat éérst hulp aan papa en mama niet per se goed was voor jou. Misschien was snel beslissen, zodat jij wist waar je aan toe was, achteraf bezien toch beter geweest.

De afgelopen weken schreef ik aan iedereen een briefje, hoe we het misschien in de toekomst beter kunnen doen voor meisjes zoals jij. Ik vroeg rechters slagvaardiger te zijn, zodat er sneller kan worden beslist. Ik vroeg advocaten zorgvuldiger te zijn, zodat we dingen oplossen in plaats van soms erger maken. Ik vroeg jeugdbeschermers alles te doen om jou te beschermen en de Raad om nauwkeuriger te kijken naar wat er nodig is voor jou. Ik vroeg je papa en mama lief te zijn voor jou en voor elkaar.

Maar weet je wat ik na al dat schrijven het moeilijkste vind, lieve X? Dat ik niet weet of we het beter gaan doen. Dat ik jou zo graag die belofte wil doen, maar het steeds moeilijker vind om te vertrouwen op de mensen die hierover gaan. Iedereen zegt het beter te weten, maar het wordt niet echt beter. Niet voor jou. De belangrijke jaren dat jij op die koffers zat krijg jij immers nooit meer terug.

Het moet echt anders. Beter. En het beste moment voor ons allemaal om naar onszelf te kijken, opnieuw te beginnen en het beter te doen, is nu.

 
 
 

Een boze meneer belde. Zijn kinderen had ie al een jaar niet gezien. Of ik hem wilde bijstaan in zijn grote wens om weer contact te krijgen met hen. Hij wilde er alles voor doen. Ik vroeg hem waarom hij zijn kinderen niet meer zag. Hij gaf aan dat dat volledig te wijten was aan zijn ex. Die zou hem niet meer willen als vader. Ja.. hij had zelf ook wel wat ‘akkefietjes’ gehad, maar dat mocht geen naam hebben. Bovendien was de helft geseponeerd.

Ik zei: ‘eh… geseponeerd?’ Ja, hij had wat rotzooi bij zijn ex in de auto gegooid en nog wat ‘dingen’ gedaan, maar wat haar nieuwe vriend bij hem had gedaan, het was verschrikkelijk. Hij moest in november nog wel voorkomen voor 9 ‘feitjes’, maar er was geen bewijs tegen hem, dus dat was geen probleem.

Ik zei hem dat ie ook de keus had bij de rechter op te biechten wat ie had gedaan en zijn excuses aan kon bieden om er zo een streep onder te zetten. De schok aan de andere kant van de lijn was bijna te groot. ‘Maar er was geen bewijs… hij zou wel gek zijn’. Hij had geleerd te zwijgen. Ik was wel een hele rare advocaat met zo’n bizar advies.

Ik zei hem dat hij het natuurlijk helemaal zelf moest weten, maar dat ik zeker wist dat een familierechter meer onder de indruk zou zijn van iemand die zijn zonden had opgebiecht dan iemand die zegt dat zijn zaken zijn geseponeerd. Dan gelooft die rechter hem wellicht als ie zegt dat ie zijn leven wil beteren. Bovendien, en dat is misschien nog wel belangrijker, geef je het goede voorbeeld aan je kinderen. Die twee waarvoor hij net had gezegd ‘alles’ te willen doen.

Na nog wat tegengestribbeld te hebben hing de man geheel verward en gedesillusioneerd op. Hij begreep niks van wat ik voorstelde, maar twijfelde wel. Hem was verteld dat ik een goede advocaat was en wat ik hem zojuist had verteld paste totaal niet in dat beeld. Een goede advocaat zorgt dat je buiten schot blijft. Die hoort niet te zeggen dat je de waarheid tegen een rechter moet vertellen of dat soort onzin.

Ik glimlachte toen ik mijn tas inpakte en naar huis ging. Ik wist dat ik de boze man geraakt had en dat ik hem weer zou spreken als er een bericht van de rechtbank kwam. Cliënten weten het feilloos wanneer ze je kunnen vertrouwen. Ze komen ook bijna altijd terug als je eerlijk tegen ze bent en ze de waarheid vertelt, ook al is dat niet direct wat ze willen horen. Een rechter de waarheid vertellen is voor deze man vandaag nog een wereldvreemd idee. Verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen idiote gedrag de ver-van-mijn-bed-show. En toch weet ik bijna zeker dat ie terug komt. Ik zal hem ook zeker bijstaan en ik weet ook zeker dat het dan lukt om het contact met zijn kinderen te herstellen.

‘De waarheid vertellen’, het blijft een bijzonder concept. Het heeft de laatste jaren enorm aan populariteit ingeboet. Een goede luisteraar herkent het direct en beloont het met respect. Tegen de waarheid vertellen kan bijna niets op. Als de boze man dat ontdekt komt het zeker goed.