Het is alweer zo’n 12 jaar geleden dat ik bij Jeroen Dijsselbloem, toen nog kamerlid voor de PvdA, in Den Haag was om te pleiten voor het standaard toevoegen van een advocaat bij de uithuisplaatsing van kinderen. Hij had een paar jaar daarvoor onderzoek gedaan naar de jeugdzorg en vriendin Annemarie Gevaerts had me geïntroduceerd. Jeroen was heel aardig en geïnteresseerd en vroeg me een memo te schrijven waarom het nodig was en waar en hoe dit in de wet zou moeten worden vastgelegd. Ik schreef een uitgebreide memo en Jeroen werd minister van Financiën. Zo gaat het soms. De memo verdween in een la of in de prullenbak.

Op 1 oktober aanstaande is het dan toch zover. De gratis bijstand van een advocaat bij uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging komt er. Rechters sorteren al voor op deze regeling wanneer ze vinden dat ouders onvoldoende zelf hun belangen kunnen behartigen door dan ambtshalve een advocaat toe te voegen. Het is een mooie ontwikkeling die zorgt dat kwetsbare ouders een betere rechtsbescherming krijgen. Eind goed, al goed.

Toch heb ik nog een wens.
Minstens zo belangrijk als juridische bijstand bij de uithuisplaatsing is het regelen van psychische hulp aan ouders als de uithuisplaatsing (onverhoopt) eenmaal een feit is. Hulp is hard nodig omdat ouders vaak het gevoel hebben helemaal alleen te staan. Ze schamen zich en kunnen vaak nergens terecht met hun onbeschrijfelijke pijn. De advocaat verdwijnt uit het zicht en de jeugdbeschermer houdt zich bezig met het kind.

Ouders blijven ouders van kinderen. Ze zijn weerloos en machteloos als hun kind niet meer bij hen is. Het verdriet is ongekend groot. Daarvoor is gedegen (rouw)hulp nodig. En die zou standaard moeten worden toegevoegd. Het is voor ouders vaak een te grote opgave om dit zelf te regelen. Zij zijn bezig met hun (rauwe) verdriet, de schaamte en het verwerken van wat er is gebeurd. We verwachten gek genoeg op zo’n moment dat ouders precies weten wat ze moeten doen en rekenen ze daarop moeiteloos af in onze evaluaties.

Het is afschuwelijk als niemand meer ziet dat je pijn lijdt. Het is ook echt afschuwelijk om je kind een paar uur per maand te zien en de opdracht te krijgen niets te zeggen dat er écht toe doet. Dat je ‘leuk’ moet zijn. En dat jarenlang. Het gevolg is dat de band tussen ouder en kind niet meer groeit. We zouden hier echt anders mee om moeten gaan.

Als ik iets geleerd heb de afgelopen 15 jaar dan is het dat als je kinderen wilt beschermen, je (ook) goed voor hun ouders moet zorgen.

 

 

 
 
 

Het spijt me. Een excuus is op zijn plaats. Ik had u moeten vertrouwen. Achteraf heb ik de signalen die u ter zitting onmiskenbaar gaf totaal gemist. Ik heb geen ander excuus dan dat ik bang was. Bang dat u het advies van de Raad voor de Kinderbescherming zou volgen. Bang dat u de jeugdbeschermer zou volgen. Die angst was ongegrond weet ik nu achteraf.

Ik kende de opvatting van de jeugdbescherming om de omgang opnieuw op te starten, dus mijn verweerschrift was lang. Bewijzen te over dat omgang geen goed idee was. Vader was uitermate agressief in woord en gebaar en stalkte moeder al jaren. Hij was al twee keer veroordeeld en de volgende veroordeling was op komst. Vader betrok zijn zoontje volop in zijn dwingende wens met moeder contact te houden. Desondanks vonden de Raad en de GI dat er omgang moest zijn.

Ik pleitte de blaren op mijn tong tijdens de zitting. U onderbrak me op enig moment en zei vriendelijk: ‘mr. ter Avest, u heeft mij nu op vier verschillende manieren uitgelegd waarom er volgens u op dit moment geen omgang kan zijn, ik heb u echt gehoord’. Ik slikte en bood mijn excuses aan. ‘Soms is het heel lastig als advocaat niet in herhaling te vallen als er op zitting wordt gedaan alsof er niks aan de hand is’. U knikte begrijpend.

U bevroeg vader, de Raad en de GI. U sprak u uit over de ernst van de gedragingen. Volgens vader lag het aan moeder. De GI en de Raad gingen nergens op in, ondanks de heftige filmpjes met geweld, het stalkgedrag, de vele ernstige en specifieke bedreigingen en de veroordelingen van vader. Omgang moest er zijn. Hoe dan ook.

Daar dacht u heel anders over. De omgang kwam er niet. U wees daarnaast het verzoek van moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten toe. Bovendien was u in uw bewoordingen heel duidelijk. U gaf precies aan wat vader zou moeten doen om weer iets van contact met zijn zoontje mogelijk te maken.

Soms vind ik het jammer dat ik rechters achteraf niet even kan laten weten hoe goed een beslissing is geweest, hoe dit jongetje is opgebloeid en hoe zijn moeder weer vrijuit kan ademen nu ze niet meer gebukt gaat onder geweld. Vader komt ongetwijfeld weer in beeld en dat hoort ook zo. Hopelijk heeft hij dan hulp gezocht en is die hulp ook helpend.

Uw uitspraak is alweer maanden geleden als ik dit schrijf. Ik schrijf omdat het gisteren bijna weer gebeurde dat ik ter zitting teveel in herhaling viel. Bijna. Ik besloot bij nader inzien de rechter, die nieuwsgierig was en heel goed doorvroeg, te vertrouwen. Ik dacht heel even aan u.

 

 

 
 
 

Ik herkende ze niet, die staatsontvoeringen. Ik heb in 15 jaar familierecht nooit meegemaakt dat een uithuisplaatsing volledig uit de lucht was gegrepen. Wel ben ik een groot voorstander van ‘zoveel als mogelijk thuis’.

Ons kantoor staat nu een aantal ouders bij in hun wens hun kinderen weer thuis te krijgen. We onderzoeken in ieder dossier heel nauwkeurig alle beslissingen, alle momenten van verlenging en ook de inzet van hulpverlening om een goed beeld te krijgen van wat er is gebeurd en om te zien wat er nu nog kan. Het beeld dat ontstaat is ontluisterend.

In alle gevallen is de uithuisplaatsing (hoe pijnlijk ook) begrijpelijk geweest. Maar, en die maar is heel groot, wat er vervolgens is gebeurd is ongelooflijk triest. Er is alleen gefocust op het kind en er is nauwelijks hulp geboden aan ouders. Alsof je een kind uit een zinkende boot haalt, en zijn ouders erin laat zitten.

Ouders die ongenadig in de problemen zaten. Er werd hen vooral verteld wat te doen, maar er is nauwelijks hulp geboden bij hoe dit te realiseren. Als die ouder dan eindelijk aan de voorwaarden voldeed, kwamen er steeds weer voorwaarden bij. Duidelijk is dat er vanuit de jeugdbescherming weinig vertrouwen is in deze ouders en dat dit vertrouwen ook niet groeit.

We zien ook dat er heel weinig ruimte is voor omgang, soms maar een uur per maand en soms zonder goede reden jarenlang onder begeleiding. Veel kinderen geven aan hun ouders meer te willen zien. Als er gevraagd wordt om meer omgang, is dat zeer beperkt mogelijk. Ouders die een half uur extra krijgen zijn geen uitzondering.

De vraag rijst dan wie zich dit aan moeten trekken. Ten eerste de jeugdbescherming. Zij hadden veel meer op hulp aan de ouders in moeten zetten, meer moeten investeren in het vertrouwen in hen, in plaats van dit ongebreideld van ouders in een heel kwetsbare positie te vragen. Op de tweede plaats de rechterlijke macht, die in veel gevallen jeugdbescherming zonder (zeer) kritisch te zijn op de hulp die aan ouders werd geboden, volgden. Maar ook advocaten lieten in zaken na goed schriftelijk verweer te voeren. Van reële rechtsbescherming was soms nauwelijks sprake.

Ik besef goed dat ik maar een beperkt aantal zaken zie. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er grote gemene delers zijn. Tegelijkertijd vraag ik me af of dit beeld niet voor heel veel jeugdzaken (ook buiten de toeslagenaffaire om) geldt. Het vraagt mijns inziens om veel meer dan alleen een rechterlijke macht die zichzelf onderzoekt naar aanleiding van deze afschuwelijke affaire. Het vraagt om veel breder en diepgaander onderzoek. Naar de rol van de jeugdbescherming, de rechterlijke macht, maar ook de advocatuur.

Een onafhankelijk onderzoek dat niet bedoeld is om ‘de schuld’ ergens neer te leggen, maar om kinderen en ouders, (veel) meer recht te doen. Als je kinderen wilt beschermen, moet je ook hun ouders beschermen. Zij moeten, en zo snel als mogelijk, ook uit die zinkende boot worden getild.

 
 
 

Gisteren deelde ik een stukje over een voor mij bijzondere dag deze week waar ik, ook al ken ik het onderwerp van haver tot gort, toch weer veel leerde over intieme terreur / dwingende controle. Ook na 15 jaar en honderden huiselijk geweld zaken verder, leer ik nog altijd bij. Denken dat je, om welke reden dan ook, de waarheid in pacht hebt, is onverstandig.

Vandaag werd ik er op geattendeerd dat een uitspraak over dit onderwerp waarin ik zelf als advocaat optrad, gisteren is gepubliceerd. Hierin heeft het gerechtshof (onder andere) het gezamenlijk gezag beëindigd en tevens de vader het recht op omgang ontzegd. Het is niet mijn gewoonte ‘eigen’ uitspraken te delen, maar gezien de vele reacties gisteren is het wel passend en geeft het wellicht ook wat hoop aan iedereen die dit nodig heeft. Hier is de uitspraak van het gerechtshof te vinden: https://lnkd.in/ePkmA4t3

Interessant is zeker ook de uitspraak in dezelfde zaak bij de rechtbank: https://lnkd.in/eBMM9_wf
Lees vooral ook het afwijkende standpunt van de jeugdbescherming en de raad voor de kinderbescherming. Soms is het voor mij onbegrijpelijk dat de ernst van gewelddadig gedrag en het effect hiervan op kinderen op de korte én lange termijn niet altijd wordt ingezien.

Overeind blijft dat het lastig is om deze vorm van geweld te doorzien en te bewijzen. Een strafrechtelijke veroordeling helpt dan, maar is in het familierecht niet zaligmakend. Wat helpt is claims van ernstig psychisch geweld heel goed te onderzoeken. Door politie, OM, jeugdbescherming, hulpverlening, Veilig Thuis, de raad voor de kinderbescherming, de advocatuur én de rechterlijke macht. Vrouwen, mannen, en ook kinderen hebben het recht te leven zonder angst. Tijdens, en ook na het verbreken van een relatie. We zouden daarin (heel) veel meer kunnen doen.
Liever vandaag nog dan morgen.

(Ik kan uiteraard geen nadere toelichting geven op de beschikking noch meer details delen over deze zaak. Hier om vragen heeft geen zin).

 

 

 
 
 

De zitting was nog niet begonnen. Toch zag ik al wat rode vlekken in je hals. Ik lachte vriendelijk naar je om je wat gerust te stellen. De strafrechtadvocaat die naast mij zijn plek innam was duidelijk op oorlogspad. Ik probeerde me voor te stellen hoe dit voor jou moest zijn. Jij, tussen twee ouders, twee advocaten en een rechter welke laatste je ongetwijfeld ter verantwoording ging roepen. Je was duidelijk nog niet heel ervaren.

Mijn cliënt was het afgelopen jaar rustig gebleven omdat ik hem had verteld dat ook jij geen toverstaf had. Zijn ex- vrouw daarentegen had een regen van e-mails op je neer laten dalen en een klachtbrief ingediend met 27 subklachten. Ze hoopte dat er één zou slagen en zou dan bij elke zitting herhalen dat haar klachten gegrond waren. Het was een fulltime job, dit rampdossier.

Ter zitting ging de advocaat los. Hij citeerde de lange lijst met klachten, resulterend in de conclusie dat jij in en in slecht was, daarbij gebruik makend van de berichten over jeugdzorg in de media. Zijn cliënte zat naast hem met een zelfvoldaan gezicht en werd blijer naarmate de straffe taal toenam. Ik brabbelde wat over een onmogelijke opgave en dat het wellicht een idee was voor de GI om eens eerlijk uit te spreken hoe het nu zat in dit dossier.

En toen kwam jij. Je probeerde je te verweren, maar je hulpverlenerstaal was aan moeder niet besteed en zij en haar advocaat fileerden je verweer. Jij leek het liefst onder een tafel te willen kruipen in plaats van te vertellen hoe het werkelijk zat.

Ik vroeg me al die tijd af waarom. Waarom werd jij kleiner naarmate de advocaat bozer deed? Wat is het toch dat jij je ondergeschikt voelt aan een advocaat of rechter? Waarom vergeet je vaak dat jij in die zittingszaal deskundig bent op het gebied van kinderbescherming of het in ieder geval zou moeten zijn? Daar heb JIJ voor doorgeleerd. Niet de advocaat, niet de rechter. Dat betekent dat je rechtop zit, hardop praat en je kennis en kunde inzet ten behoeve van het kind waar het om gaat. En als je druk bent geweest met een regen aan ellenlange e-mails, zég dat dan toch gewoon. Zég gewoon dat moeder meer heil zag in ruziën dan in hulp.

Mijn handen (en tong) jéukten om moeder en haar advocaat eens flink de waarheid te zeggen. Ik kon het alleen niet. Het was niet mijn gevecht en ook niet dat van mijn cliënt. Het zou niets hebben bijgedragen aan de relatie tussen deze ouders en dan is het mijn taak te zwijgen. Ik keek je na toen je met rode wangen de zaal uitliep. De uitkomst was geen verrassing. Ik vroeg me stilletjes af wat er eerder zou zijn: voldoende ervaring of je ontslagbrief. Ik vreesde dat laatste en hoopte het eerste.

Beste jeugdbeschermer, laat je nooit definiëren door iemands mening over jou. Het is immers maar een mening en niet meer dan dat. Trofeeën worden in jouw beroep veelal gewonnen wanneer er niemand kijkt.

 
 
 

39 rechters/raadsheren
24 procedures, 27 beschikkingen
2 raadsonderzoeken
1 NIFP onderzoek
7 hulpverleningsorganisaties
25 hulpverleners
1 jeugdbeschermingsorganisatie
5 jeugdbeschermers
7 advocaten
1,5 meter dossier
36 toevoegingen
22 plannen
15 evaluaties

Een ontluisterende opsomming uit één enkel dossier over één jongetje.

De balans opmakend lees ik opnieuw het eerste raadsonderzoek. Conclusie: er is in al die jaren niets verandert. De ongelooflijke reeks beschikkingen en hulpverleningsplannen laat maar één ding zien: een schrijnend gebrek aan keuzes maken en knopen doorhakken.

Het belang van dit jongetje, een fijne ongestoorde jeugd waarin hij zich ten volle heeft kunnen ontwikkelen, heeft niet plaatsgevonden. We stonden erbij en keken ernaar. Overigens ben ik overtuigd van de goede bedoelingen van iedereen betrokken. Toch heeft dat niet voorkomen dat dit kind in deze bizarre werkelijkheid heeft geleefd.

Hij heeft tientallen gesprekken gevoerd, met steeds opnieuw dezelfde boodschap: ‘ik hou van mama en van papa’. Zeven jaar lang was er geen verbetering. Achteraf bezien hadden we al veel eerder de balans op moeten maken. Hem perspectief moeten bieden. Tegen ouders moeten zeggen: óf u komt eruit óf we gaan het juridisch zo inrichten dat uw zoon geen last meer heeft van u als ouders.

Het accepteren van zeven jaar wachtstand en emotionele belasting is volstrekt onaanvaardbaar. Voor kinderen, voor ouders, maar ook voor ons als maatschappij. Het wordt tijd voor tijdig (en diepgaand) onderzoek, moeilijke keuzes maken en uiteindelijk antwoord geven op de vraag: wie is de minst belastende ouder?

 
 
 

Ze zit op de gang. Een klein meisje nog. Het ongemak straalt van haar af. Ze zit naast haar moeder die bijna op haar gaat zitten, zo dicht zit ze naast haar. Ik schud haar moeders’ hand en glimlach naar het meisje. Ze kijkt naar mijn toga en glimlacht verlegen terug. Het liefst zou ik haar naar huis sturen. Ze hoort niet in een rechtbank. Rechtbanken zijn grote-mensen-gebouwen.

Als mijn cliënt, haar vader, binnen komt trekt moeder hun dochter nog dichter tegen zich aan. Het meisje kijkt op en weet zich duidelijk geen houding te geven. Vader loopt op zijn dochter af en groet haar liefdevol. Ze groet zachtjes terug en kijkt naar beneden. Moeder kijkt weg. Ik leid mijn cliënt bij zijn dochter weg en zeg dat we nog iets moeten bespreken. Hij loopt mee en heeft tranen in zijn ogen. Ze hoort hier niet.

Dan haalt de bode haar. Hij glimlacht en maakt een grapje over rechters en advocaten in rare jurken. Ze glimlacht en loopt met de bode mee. Voor ze de zittingszaal inloopt kijkt ze nog een keer onzeker om naar haar moeder. Ik voel voor haar. Vader kan het nauwelijks aanzien. Ze hoort hier niet.

Een jong meisje dat voorafgaand aan de zitting van haar ouders gehoord wordt door een rechter. Omdat ze het recht heeft om mee te mogen praten over haar eigen zorgregeling. Soms meerdere keren. Ik vind er iets van. Het is alsof je het loyaliteitsconflict ‘live’ voor je ogen ziet groeien. Ik zou willen dat rechters konden zien hoe naar dat soms is voor kinderen.

Nadat ze aan de rechter heeft verteld wat zij vindt, gaan haar ouders naar binnen en horen ze wat hun dochter gezegd heeft. Zij ondertussen, wacht op de gang totdat de zitting is afgelopen. Dat lijkt me best ingewikkeld als je zo jong bent. Een uur later komen haar ouders en hun advocaten weer naar buiten. Gespannen gaat iedereen uiteen.

Ik begrijp best (en sta er ook achter) dat kinderen het recht hebben om gehoord te worden. Ik zie de praktijk hierin echter met lede ogen aan. Sommige rechtbanken en hoven horen kinderen in ieder geval op een andere dag dan hun ouders, dat is al vooruitgang. Maar eigenlijk zou dit anders moeten. En liefst helemaal niet. Kinderen horen niet in rechtbanken thuis. Hoe meer ik het zie, hoe meer ik ervan overtuigd raak. Ouders zouden dit moeten zien te voorkomen, dat is hún taak. Zeker in complexe omgangszaken. Hoe graag ze ook willen dat hun kind vertelt wat zij willen horen.

Het meisje loopt met haar moeder weg. Ze kijkt nog even om naar haar vader. Die zwaait wat ongemakkelijk. Ze kijkt alleen maar. En dan verdwijnt ze. Een nare ervaring rijker. Dit gaat ze nooit meer vergeten.

 
 
 

Het plan was een mooi en vrolijk laatste stukje te schrijven over het oude jaar. Maar steeds opnieuw duik jij op in mijn hoofd. Ik twijfel of ik jou onbewust aandacht geef, of dat jij er vanuit een andere wereld om vraagt, zo dat al kan.

2021 was voor iedereen een bewogen jaar. Van Peter R, van corona, van on- en gewilde vaccinaties en van de toeslagenaffaire. En ook het jaar van jouw plotselinge en gewelddadige overlijden. Toch kom jij deze week niet terug in de jaaroverzichten. Jij was geen Peter R.

Ik hoorde van je overlijden door een appje dat ik ontving. ‘Jij kent haar toch?’ was de vraag. Ik kende je. Je was jeugdbeschermer in een paar van mijn zaken. De laatste tijd ‘zag’ ik je langskomen als raadsonderzoeker. Je was goed in wat je deed. Betrokken. Integer. Ik mocht je graag.

Toen je afschuwelijke overlijden bekend werd en ook wie je was, belde een voormalig cliënt om te vragen of het echt om jou ging. Ik bevestigde het intrieste bericht. Het werd even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Ik heb veel aan haar te danken. Mijn kinderen ook’, was het eenvoudige commentaar. Ik beaamde dat. ‘Ontzettend naar dat haar dit is overkomen. Ongelooflijk’. Ook dat was waar.

Op deze laatste dag van het jaar vraag ik me af waarom ik steeds aan je moet denken. Zo goed kende ik je niet. Ik denk aan jou en het geweld dat jou en je dochtertje ten deel viel. Ik denk aan je ouders, je familie en (oud)collega’s. Ik denk ook aan de pijn die ze moeten hebben gevoeld toen jouw overlijden door anderen publiekelijk werd gebruikt om hun punt te maken over de problemen in de jeugdzorg. Dat voelde ook als geweld. Misschien zit dat me nog steeds hoog.

Het weerhield mij er destijds van iets over je te schrijven. Ik liet na je (oud)collega’s te condoleren en te laten weten hoe belangrijk het was wat je deed in mijn zaken. Aan de hulp die je bood. Aan hoe het hielp dat jij er was.

Het is te laat om mensen te condoleren. Maar niet voor een laatste ode aan jou. Opdat je niet wordt vergeten. Om de kinderen die er beter aan toe zijn, mede door jou. Om de vader die je onvermoeibaar leerde een betere co-ouder te zijn en om een advocaat die iets dacht te weten, maar het toch niet wist. Om alles.

De betekenis van ons leven ligt volgens mij niet in de lengte ervan, maar in het verschil dat we maken.

Jij maakte verschil.

Rust zacht, beste jeugdbeschermer.

 
 
 

Vandaag kreeg ik een foto van een babytje. Ze is geen familie van mij, maar voelt als een prachtig kerstcadeau.

De foto kreeg ik van een oud-cliëntje. Van sommige cliënten blijf je je altijd afvragen hoe het ze is vergaan. Cliëntje X is daar een voorbeeld van. Een paar jaar geleden belde ineens een professional die haar begeleidde. Ze wilde weten of ik haar dossier nog had. Dat was zo en ik vroeg haar meisje X mijn telefoonnummer te geven. Ze belde een paar weken later en sindsdien houden we contact. Ik heb ontiegelijk veel door en van haar geleerd.

X was 12 en viel destijds al op door haar ongelooflijke kennis van de Nederlandse taal. Ze was nog maar een jaar in Nederland en sprak niet alleen vloeiend Nederlands, ze schreef het ook foutloos. Een buitengewoon intelligent meisje. Ze was als baby door haar ouders in hun land van herkomst noodgedwongen achtergelaten en werd 12 jaar later met hen in NL herenigd. X moest leven met ouders die ze niet kende.

Ze had veel meegemaakt in een door oorlog verscheurd land en ook hier ging het niet goed met haar. Ouders gingen scheiden en vader dreigde met eerwraak. Uiteindelijk kon ze ook niet bij haar moeder en broertje wonen en kwam ze in een instelling terecht onder strikte beveiliging. Haar naam werd veranderd en vanaf haar 16e woonde ze op zichzelf en verloor ik haar uit het oog. Ik heb veel nare psychologische en psychiatrische rapportages over kinderen gelezen, maar die van haar waren met afstand de meest afschuwelijke.

Eigenlijk is het ongelooflijk dat X nu een babytje heeft en dat het zo goed met haar gaat. Ze heeft haar opleiding afgerond en is een prachtige jonge vrouw. Nog steeds geen contact met haar ouders en broertje, maar wel een leuke vriend die veel om haar geeft. En nu een dochtertje. Ik kan niet trotser op haar zijn. Wat is ze een prachtig voorbeeld van menselijke weerbaarheid. Ik voel een diepe bewondering voor dit meisje dat werkelijk alles tegen zich had, maar nooit opgaf en ging roeien met de riemen die haar werden aangereikt. Wat zal ze een fantastisch voorbeeld zijn voor haar dochtertje.
Dat kleine meisje boft maar.

 
 
 

Het is een triest einde van de week tegen kindermishandeling. Een moeder die ik al jaren bijsta in haar wens om een normale zorgregeling met haar dochter belt me om te zeggen dat ze het opgeeft. Ze doet afstand. Ze wil de relatie met haar 10-jarige dochtertje beëindigen. Ik voel mee met het 10-jarige meisje dat haar moeder plotseling niet meer zal zien en wellicht nooit zal begrijpen waarom haar moeder afstand neemt.

Het is het trieste resultaat van een jarenlang, afschuwelijk gevecht tussen ouders waarbij een vader niets ontziend zijn dochter steeds weer inzet maakt van ruzies en procedures. Deze moeder wil het haar dochtertje niet meer aandoen en meent dat zij het beste een stap terug kan doen. Ik heb het vaker meegemaakt en het went nooit. Het kiezen als ouder tussen twee kwaden is het moeilijkste van dit proces. Wanneer stop je en geef je het op? Wat is schadelijker voor kinderen: doorgaan of stoppen?

Misschien raakt het mij dit keer meer omdat het deze week meer dan 40 jaar geleden is dat mijn eigen moeder overleed. Ik mis haar niet iedere dag zoals meestal wordt gezegd. Ik mis haar ook niet wekelijks of maandelijks. Haar overlijden is iets waarmee ik al heel jong heb leren leven. Ik heb slechts een handvol mooie herinneringen aan een moeder wiens afwezigheid bepalend is geweest voor mijn vorming.

Ik denk aan dat kleine meisje dat haar moeder straks mist. Niet omdat zij is komen te overlijden, maar omdat haar moeder ervoor kiest. Voor haar bestwil, dat wel. Ik denk aan het uiterst pijnlijke, maar vooral onnodige proces waar dit meisje noodgedwongen doorheen zal gaan en voel voor haar. Het zal haar voorgoed veranderen.

Kindermishandeling wordt vaak geassocieerd met fysiek geweld. De vorm waaraan dit meisje bloot wordt gesteld krijgt mijns inziens veel te weinig aandacht, ook in deze week. Een ouder die de andere ouder bevecht om de aandacht van hun kind. Soms geen enkel middel schuwend om de andere ouder te beschadigen. Rechters, advocaten, jeugdzorg én samenleving staan erbij en kijken ernaar, maar hebben nog steeds te weinig invloed op de materie.

Het thema van deze week is ‘dichterbij dan je denkt’. Als (nabije) omgeving in een scheidingssituatie zie je vaak wel wat er gebeurd met ouders. Het wantrouwen, de situatie die zich verhard is vaak eerder zichtbaar vanaf een afstand. De schade voor kinderen ook.

Praat eens niet mee met de (ruziënde) scheidende ouder maar bevraag wat er gebeurd. Probeer die dochter/zoon/vriend/vriendin, broer of zus te herinneren aan het moment waarop ze voor elkaar kozen. Herinner hen aan hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kinderen. Verzacht de situatie in plaats van die te verharden. Het zou zo’n enorm verschil maken.

Het stopt immers niet, niet vanzelf.
En is dichterbij dan je denkt.