-Save the date: 9 juni 2023-

Vorig jaar mocht ik een lezing houden op het SCEM congres over complexe omgangsrelaties na echtscheiding. De lezing had als titel ‘de complexiteit vereenvoudigd’. De reacties daarop waren zo enthousiast dat ik deze week ‘ja’ zei tegen een hele verdiepingsdag, die ik zelf in mag vullen, opnieuw georganiseerd door SCEM.

Een dag over het staande blijven als professional binnen die complexiteit, het bouwen aan vertrouwen en de kracht van kennis. De (interactieve) dag is bedoeld voor iedereen die in zijn werk te maken heeft met complexe omgangsrelaties, zoals advocaten, jeugdbeschermers, raadsmedewerkers, rechters, psychologen, (systeem)therapeuten en andere hulpverleners.

Ik vind het een grote eer dat ik die dag deels vergezeld ga worden door dr. Thom van den Heuvel, psycholoog en psychotherapeut bij het Radboudumc en expert op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen. Anderhalf jaar geleden heb ik een workshop van hem op het vFAS congres mogen volgen die grote indruk op mij heeft gemaakt. Vanaf dat moment ben ik anders tegen persoonlijkheidsproblematiek aan gaan kijken én anders gaan werken.

Ik zal Thom interviewen en we zullen tevens samen een intervisiesessie geven, waarbij deelnemers hun eigen casussen en vragen in kunnen brengen. Het idee daarbij is dat we van elkaar, vanuit de diverse disciplines, kunnen leren.

Ik kijk er enorm naar uit.

Save the date dus. 9 juni 2023.

 
 
 

Mijn cliënt stond me zenuwachtig op te wachten in de lange hal. Hij zag me in de verte aankomen en beende met grote passen op me af. Hoe is het? Heb je je pleitnota bij je? Zal ik je tas dragen? Ben je goed voorbereid? Ik glimlachte naar hem en zei: ‘ik ben er klaar voor’ en gaf hem mijn zware tas terwijl ik zijn hand schudde.

Toen ik mijn toga aantrok keek mijn cliënt me onderzoekend aan. ‘Past niet helemaal bij het uurtarief’ zei hij, wijzend op mijn bescheiden toga. Ik glimlachte opnieuw. ‘Hij is goed genoeg en past perfect. Ik kreeg hem van de rechtbank toen ik de rechtersopleiding deed en mocht hem meenemen toen ik mijn weg vervolgde in de advocatuur’.

‘Ik vind hem een beetje treurig’ vervolgde mijn cliënt. ‘Deze treurige toga gaat anders zo wel het verschil maken’ grijnsde ik. Mijn cliënt vond het duidelijk maar niets. ‘Nooit de behoefte gehad een nieuwe te kopen?’ ‘Nooit’ zei ik. ‘Zal ik er één voor je kopen als je de zaak wint?’ vroeg hij. ‘Nee, ik zal nooit een andere dragen’. Mijn cliënt, zelf een gevierd advocaat, begreep er niks van. Ik droeg in zijn ogen een ‘armoedige’ en ‘treurige’ toga, niet passend bij mijn uurtarief.

Wat ik hem niet vertelde is dat de dag dat ik die toga voor het eerst aantrok, ik minstens een meter groeide. Mijn dochtertje, toen net drie jaar oud, wilde hem ook aan. Als een prinses verkleed zat ze met de veel te grote jurk met bef op een stoel stralend te vertellen dat ze nu ook ‘rechts’ was, net als mama. Ik vertelde hem ook niet hoe trots ik was op mezelf toen ik mijn eerste zitting op de rechtbank leidde in diezelfde toga.

Of hoe slim ik me voelde bij een getuigenverhoor dat ik afnam waardoor een zaak van koers veranderde. Of het moment dat ik de tranen zag in de ogen van een vriendin die zei: ‘oh joh, het is in dat ding net echt hè’. Of alle keren dat ik als advocaat de rechtszaal betrad en me bewust was dat die toga ertoe deed. Dat het een voorrecht is er één te mogen dragen.

Ik zal nooit een andere toga dragen dan die, met wie ik al die herinneringen deel. Op de rechtbank, als advocaat en zelfs een keer als trouwambtenaar. Ik koester de ervaringen die mijn toga met zich meedraagt. De wijsheid die inmiddels is opgedaan. ‘Treurig’ is wat mijn cliënt zag. ‘Gegoten’ is wat ik voel.

 
 
 

Ingecheckt in het hotel. Een nieuwe bef betekent dat mijn zaak lastig is. Ik heb mijn (heel oude) gelukstrui aan waarmee ik ieder tentamen rechtsgeleerdheid glansrijk haalde. Het dragen ervan brengt me geluk. Althans, dat denk ik.

Het zijn zittingen waarvan ik er maar drie of vier per jaar heb. Meestal gaat het om veel geld of juridisch ingewikkelde (zakelijke) zaken. De afgelopen dagen ben ik tot ‘s avonds laat bezig geweest met het bestuderen van het lijvige dossier, het lezen van jurisprudentie en het schrijven van een pleitnota. Het is het mooiste werk dat er is.

Morgen krijg ik een stevige overhoring van het gerechtshof. Ze testen mijn juridische kennis en ik kruis de degens met de andere advocaat die ook heel goed werk heeft geleverd. Bij lezing van de stukken groeit mijn zelfvertrouwen omdat het uitstekende betogen zijn. De rechtbank gaf mijn cliënt grotendeels gelijk en het hof zal dit oordeel volgen is mijn verwachting.

Aan de vooravond van zo’n zitting word ik dan weer zenuwachtig en eet ik meer chocolade dan goed voor me is. Ik zie uit naar morgenmiddag wanneer ik de rechtszaal uit loop en de andere advocaat gedag zeg. We zullen glimlachen naar elkaar ondanks de strijd die we binnen hebben gevoerd. We weten van elkaar hoe goed de ander is en mijn glimlach staat voor het respect dat ik voor haar voel.

Met een pittige advocaat aan de overzijde is het nooit een gelopen race. Een goede tegenstander scherpt immers je geest en maakt je een betere advocaat dan je ooit dacht te kunnen zijn.

 
 
 

Alles ontroerde me aan hoe ze de zaak behandelde. Haar mededogen met haar kwetsbare cliënte, haar verontwaardiging over de slechte onderbouwing van het verzoek en haar verbazing dat er nog nooit een schriftelijk verweer was ingediend tegen de uithuisplaatsing. Twee jonge zusjes die twee jaar geleden van elkaar en van hun ouders waren gescheiden. Ze konden niet samen worden geplaatst in een pleeggezin. Een moeder met slechts een paar uur omgang per maand.

Het telefoontje met de voormalig advocaat was ontluisterend. Het mondde nadien uit in een monoloog over het belang van het schriftelijk verweer voeren. Hoe kón de advocaat tijdens vier opeenvolgende zittingen alleen mondeling verweer hebben gevoerd? Tegen een uithuisplaatsing! Was het luiheid? Een minder kwetsbare cliënt zou dit nooit hebben geaccepteerd. Rechters die naar zitting gaan met alleen een raadsrapport of stukken van een GI zonder dat ze vooraf ook schriftelijk kennis hebben van het standpunt van een ouder waarvan het kind uit huis is geplaatst, het zou niet moeten mogen volgens haar.

Formeel was het al te laat om nog schriftelijk verweer te voeren. ‘Gewoon doen’ was mijn advies. ‘Leg het uit aan de rechtbank. Ze zullen je inzet waarderen’. Ik zag haar de dagen daarna vele uren overwerken. Schrijven, stukken lezen en overleggen. Een uitstekend verweerschrift was het resultaat.

Na de zitting kwam ze opgewonden op kantoor terug. Gooide haar toga op een stoel en vertelde honderduit. De meervoudige kamer had haar verweer goed begrepen en had kritische vragen gesteld. ‘Ik weet het niet zeker’ zei ze stralend, ‘maar ik denk dat het wel goed komt. Het wordt een netwerkplaatsing denk ik. Die meisjes kunnen hopelijk samen opgroeien’.

En toen kwam eindelijk de dag van de beschikking. Ze bivakkeerde nog net niet bij de brievenbus. Opnieuw die opwinding. En dan haar overweldigende blijdschap om al lezend te ontdekken dat deze zusjes inderdaad herenigd zouden gaan worden en voortaan zouden opgroeien bij hun tante, waardoor moeder veel meer en makkelijker contact met hen kon hebben. Ze was bijna net zo blij als haar cliënte. ‘Dit is waarvoor je al die uren overwerkt’ zei ik tegen haar. ‘Dit is waarom je hier ontzettend goed in moet zijn’. Haar glimlach was de rest van de dag niet meer van haar gezicht af te slaan. Ze had geproefd van de onbeschrijflijke voldoening van ‘ertoe doen’ en ‘verschil te maken’.

Het was alsof ik de geboorte van een geweldige advocate aan de hand van één belangrijke zaak mocht aanschouwen. Het meeleven met haar cliënte, haar inzet, haar twijfel, haar kennis en haar vastberadenheid het goed te doen waren prachtig om te zien. Ze is nog niet zo lang advocaat, maar wát een talent en belangrijker nog: wat een inzet. Hoe dierbaar om haar te mogen zien groeien in de fantastische advocate die ze zonder twijfel gaat zijn.

We hebben echt een prachtberoep. Het past om dankbaar te zijn voor het bijzondere voorrecht het uit te mogen oefenen.

 
 
 

Hij stond erop mee te lopen naar mijn auto. ‘U houdt echt van uw werk hè’, zei hij. Ik glimlachte en zei ja. ‘Best een gevaarlijk baantje soms’. ‘Dat valt mee hoor, als jullie erbij zijn lijkt het erger dan het is. Mijn cliënten hebben het veel lastiger dan ik’.

Ik had de rechtbank gevraagd de parketpolitie voor en na de zitting aanwezig te laten zijn. De rechtbank had, gezien het dossier, de agenten ook tijdens de zitting in de zittingszaal toegelaten. Het dossier leende zich er voor. Het huiselijk geweld tussen ouders was ernstig.

Mijn cliënte liep met haar ‘eigen’ agent naar een busje waarmee ze direct naar haar geheime verblijfplaats zou worden terug gebracht. Hoelang ze daar met haar kinderen moest blijven was onbekend. Soms is het zo gevaarlijk dat een cliënt zich moet blijven ‘verstoppen’. Ik hoopte dat dat in dit geval niet nodig zou zijn.

Hoe ernstiger het huiselijk geweld, hoe moeilijker het is om een zorgregeling tussen een vader en zijn kinderen te faciliteren, al proberen we dat altijd wel. Tijdens de zitting was de boosheid van vader duidelijk voelbaar. Moeder was ook zichtbaar bang. Ze zat er verslagen bij. Ik vertelde wat er binnen het huwelijk was gebeurd, vertelde over de bewijzen. Vader kon het maar moeilijk horen en liet op verschillende momenten horen hoe agressief hij kon zijn.

Het hardop uitspreken van het geweld was nodig, al stond het ook al op papier. Het psychologisch effect voor cliëntes van het horen van wat er gebeurd is in een professionele setting is enorm. Dat wat vaak jarenlang verborgen moest blijven achter een voordeur is dan niet alleen in alle openheid zichtbaar, maar de erkenning ervan in een rechtszaal is van groot belang voor hun herstel. Ook (of misschien wel juist) omdat dit binnen het strafrecht bijna nooit gebeurd.

Ik vroeg de agent of hij ook van zijn werk hield. ‘Ik weet het niet’ zei hij. ‘Het is wel even iets anders dan wat u doet. Opkomen voor iemand die in zo’n situatie zit lijkt me mooi werk’. ‘Dat is het’. Ik glimlachte naar hem. ‘Maar als er vanmiddag iets was gebeurd in die rechtszaal had ik dat ook van u verwacht’ zei ik. ‘Dus misschien doen we wel precies hetzelfde’.

Hij keek me verrast aan. ‘Als je het zo bekijkt is dat wel zo’. Ik bedankte hem voor zijn bijstand. ‘Soms is het lastig te zien, maar iemand een veilig gevoel geven is misschien wel het mooiste van ons beider werk’ zei ik. Hij zwaaide hartelijk toen ik de straat uit reed.

Eenmaal op de snelweg belde ik mijn cliënte om de zitting na te bespreken. Ze vertelde dat het heftig was geweest, maar gek genoeg ook wel fijn. Ze was vooral blij dat het voorbij was. Het was ook gek de rechter vragen te horen stellen over haar leven met hem. Eindelijk had ze het gevoel dat het echt gebeurd was en dat hij het ook moest horen, ondanks dat hij alles had ontkend.

Ze ratelde een beetje en ik liet haar. Ik genoot stilletjes van het effect dat de zitting op haar had gehad.

Ik houd echt van mijn werk ja. Elke dag weer.

 
 
 

Een vriendin die wil switchen naar de advocatuur vroeg me, zoals ze wel vaker doet, wat ik zoal gedaan had vandaag.

Ik antwoordde dat ik vandaag een mooi bedrijf mocht verdedigen tegen (valse) aantijgingen van discriminatie bij het College voor de Rechten van de Mens. Dat ik daarna, tot hun grote verdriet, twee lieve verstandelijk beperkte ouders moest vertellen dat hun zoontje nooit meer bij hen thuis komt wonen. Ik stelde ook in een gesprek een moeder gerust dat haar kind niet van haar wordt afgepakt als ze het land uit wordt gezet, maar dat haar kind dan met haar mee mag.

Vervolgens legde ik een cliënte uit, die zelf nog nooit heeft gewerkt en die getrouwd is met een meneer die veel te veel verdient, dat ze zelf toch echt moet solliciteren als ze partneralimentatie wil. Ik topte één en ander af met een zoomgesprek met een vader die zijn kinderen mist en heel graag (veel) meer wil zien. Tussendoor beantwoordde ik een kleine 80 emails.

Toen ik het voor de neus weg opsomde zag ik haar gezicht betrekken. Ik zei nog dat het niet iedere dag zo was, maar eigenlijk zat ik een beetje te jokken. Het is wel bijna iedere dag zo. En ik vind het meestal heerlijk. Ik voel me als een vis in het water bij welk rechtscollege dan ook, heb slechtnieuwsgesprekken waar nodig en bescherm cliënten tegen het onheil dat op hen afkomt. Tussen de bedrijven door leer ik dezelfde cliënten dat je op vele manieren naar je eigen ‘ongeluk’ kunt kijken. Ook vertel ik minstens twee keer per week aan iemand die mijn bijstand wil, dat door mij in te schakelen ik de enige ben die daar rijker van wordt.

Advocaat zijn is een prachtberoep. Je kunt er maar beter nooit mee in aanraking komen.

 
 
 

Zelden kreeg ik zoveel bijval uit onze mooie beroepsgroep als na mijn bericht vorige week aan een rechter die in een omgangskwestie beide ouders ter zitting ter verantwoording riep, terwijl er duidelijk één ouder aan het vechten was. Ferm sprak ik over rode kaarten, buitenspel en blessuretijd. Velen van u waren het roerend met mij eens.

Als je kritiek uit op een ander past het ook om bij jezelf te rade te gaan of zaken beter kunnen. Wij lijken als advocaten vaak gemakkelijker uit te delen dan te incasseren. Onze toga, maar meer nog onze scherpe tong, maakt dat mensen al huiverig zijn voordat we ook maar één woord hebben gezegd. Ook ons past enige zelfreflectie. Ook wij zouden kritischer moeten zijn op onze houding, op ons werk. Ook wij hebben in het mijnenveld van de conflictscheiding iets uit te leggen.

Die gedachte bracht mij direct terug naar uw zaak, zo’n 8 jaar geleden. U stond ter zitting uw best te doen de rechter uit te leggen wat de vader in kwestie allemaal gedaan had. U vertelde over hoe vader agressief was en moeder steeds opnieuw kwelde. Hoe zijn kinderen na weekenden bij vader verdrietig thuis kwamen en de weekenden daarna nauwelijks te bewegen waren opnieuw naar hem toe te gaan. U overtuigde de rechter van uw gelijk om de zorgregeling te beperken.

Vader keek diep verdrietig de rechtszaal in. Ieder woord leek hem te raken. Uiteindelijk stroomden de tranen over zijn wangen. Hij vertelde de rechter dat het niet waar was wat u vertelde. Dat zijn ex-vrouw hem weg wilde houden bij zijn kinderen uit wrok. Hij had een goede relatie met zijn kinderen, zo zei hij. De voorbeelden daarvan rolden over zijn tong.

En ineens zat u daar, stilletjes op uw plek. Het ongemak straalde van uw toga. Het raakte u wat vader zei, ik zag het. Ergens wist u dat het waar was. Was het het intens diepe verdriet dat u zag? Of was u misschien verward door de milde glimlach op het gezicht van uw cliënte bij de tranen van de gebroken man die de rechter smeekte om meer contact met zijn kinderen.

U zag ineens dat u het bij het verkeerde eind had. Dat deze vader niks verkeerd deed. Dat uw cliënte u wellicht van alles op de mouw had gespeld en u onvoldoende kritisch was geweest. Dat u onvoldoende had doorgevraagd. Onvoldoende bewijs had gevraagd. Uw werk was onvoldoende. En dat had ernstige gevolgen.

Die advocaat? Dat was ik. Ik was het die te weinig kritisch was geweest. Me te weinig had afgevraagd of alles wat me werd verteld wel waar was. Ik had het gewoon zomaar in een rechtszaal, in toga, herhaald. Simpelweg omdat het overtuigend werd gebracht. Achteraf schaamde Ik me en lag ik er weken wakker van. Het spijt me nog steeds. Gelukkig kreeg ik niet veel later de kans het recht te zetten. Het zou me daarna nooit meer gebeuren.

Ervaring is soms een afschuwelijke en genadeloze leermeester. Het neemt je eerst het examen af en leert je dan pas de les.