De zitting was nog niet begonnen. Toch zag ik al wat rode vlekken in je hals. Ik lachte vriendelijk naar je om je wat gerust te stellen. De strafrechtadvocaat die naast mij zijn plek innam was duidelijk op oorlogspad. Ik probeerde me voor te stellen hoe dit voor jou moest zijn. Jij, tussen twee ouders, twee advocaten en een rechter welke laatste je ongetwijfeld ter verantwoording ging roepen. Je was duidelijk nog niet heel ervaren.

Mijn cliënt was het afgelopen jaar rustig gebleven omdat ik hem had verteld dat ook jij geen toverstaf had. Zijn ex- vrouw daarentegen had een regen van e-mails op je neer laten dalen en een klachtbrief ingediend met 27 subklachten. Ze hoopte dat er één zou slagen en zou dan bij elke zitting herhalen dat haar klachten gegrond waren. Het was een fulltime job, dit rampdossier.

Ter zitting ging de advocaat los. Hij citeerde de lange lijst met klachten, resulterend in de conclusie dat jij in en in slecht was, daarbij gebruik makend van de berichten over jeugdzorg in de media. Zijn cliënte zat naast hem met een zelfvoldaan gezicht en werd blijer naarmate de straffe taal toenam. Ik brabbelde wat over een onmogelijke opgave en dat het wellicht een idee was voor de GI om eens eerlijk uit te spreken hoe het nu zat in dit dossier.

En toen kwam jij. Je probeerde je te verweren, maar je hulpverlenerstaal was aan moeder niet besteed en zij en haar advocaat fileerden je verweer. Jij leek het liefst onder een tafel te willen kruipen in plaats van te vertellen hoe het werkelijk zat.

Ik vroeg me al die tijd af waarom. Waarom werd jij kleiner naarmate de advocaat bozer deed? Wat is het toch dat jij je ondergeschikt voelt aan een advocaat of rechter? Waarom vergeet je vaak dat jij in die zittingszaal deskundig bent op het gebied van kinderbescherming of het in ieder geval zou moeten zijn? Daar heb JIJ voor doorgeleerd. Niet de advocaat, niet de rechter. Dat betekent dat je rechtop zit, hardop praat en je kennis en kunde inzet ten behoeve van het kind waar het om gaat. En als je druk bent geweest met een regen aan ellenlange e-mails, zég dat dan toch gewoon. Zég gewoon dat moeder meer heil zag in ruziën dan in hulp.

Mijn handen (en tong) jéukten om moeder en haar advocaat eens flink de waarheid te zeggen. Ik kon het alleen niet. Het was niet mijn gevecht en ook niet dat van mijn cliënt. Het zou niets hebben bijgedragen aan de relatie tussen deze ouders en dan is het mijn taak te zwijgen. Ik keek je na toen je met rode wangen de zaal uitliep. De uitkomst was geen verrassing. Ik vroeg me stilletjes af wat er eerder zou zijn: voldoende ervaring of je ontslagbrief. Ik vreesde dat laatste en hoopte het eerste.

Beste jeugdbeschermer, laat je nooit definiëren door iemands mening over jou. Het is immers maar een mening en niet meer dan dat. Trofeeën worden in jouw beroep veelal gewonnen wanneer er niemand kijkt.

 
 
 

Ze zat tegenover me en keek me aan. Ze zocht naar het juiste antwoord in mijn blik. Dat antwoord was er niet. Ze wilde niet zelf beslissen maar wilde dat iemand dat voor haar zou doen. Ik vertelde haar dat ik dat niet kon doen. Het zou misschien nu gemakkelijker zijn, maar uiteindelijk moest het haar beslissing zijn. Onzeker draaide ze haar hoofd weg.

‘Je hoeft het niet zeker te weten’, zei ik. ‘Kan ik je helpen met informatie over hoe het zal zijn als je het wel doet en wat er moet gebeuren als je het niet doet?’ Ze knikte. Ik wist niet of het zou helpen, maar haar wegsturen zonder iets kon ook niet. Dus praatten we. En praatten we.

Over de eventuele scheiding, over woonruimte, financiën, werken, een zorgregeling voor vader en over het huiselijk geweld. Hoe ze zichzelf en haar kinderen in veiligheid kon brengen indien nodig. Over een veiligheidsplan. Over hulp en waar die te krijgen. Over opvang en over de toekomst.

Haar gezicht betrok. ‘Ik wil dit allemaal niet, ik wil mijn kinderen dit niet aan doen’. Ik vertelde haar wat huiselijk geweld met kinderen doet en dat er hoe dan ook hulp moest komen. Voortgaan zonder verandering was simpelweg geen optie. Ik vertelde haar dat ze niet voor niets bij mij was gekomen.

‘Kinderen zijn sterk’ zei ze, ‘ze vergeten snel’. ‘Dat is niet waar’ antwoordde ik. ‘Je kunt trauma niet vergeten. Het zit in je lichaam en in je geest. Je neemt het met je mee, hoe klein je ook bent. Dat moet verwerkt, of je wilt of niet, anders blijft het een leven lang bij je. Het is niet eerlijk kinderen geen hulp te bieden. Jij hebt zelf ook hulp nodig. Laat ons je helpen, het wordt echt beter. Je krijgt er geen spijt van’.

Ze begon te huilen. Elke keuze leek verkeerd. Ik vroeg haar waarom ze toch een afspraak met me had gemaakt en naar me toe was gekomen. ‘Ik hoopte te horen dat het wel mee viel’, zei ze. ‘Is dat zo?’ vroeg ik. ‘Je wist denk ik wel ongeveer wat ik je zou vertellen en je wist dat je dat hoe dan ook moest horen. Dat is al ontzettend knap. Je hebt een eerste stap gezet en jij beslist of de tweede ook gezet gaat worden en wanneer.’ Ik opperde nog om samen direct de tweede stap naar hulp te zetten, maar dat aanbod sloeg ze af.

Ze liep even later naar de deur met de telefoonnummers die ze kon bellen stevig in haar hand. Ze keek om. ‘Ik ga het echt doen’. ‘Ik weet het’ loog ik. Toen ik de deur achter haar dicht deed wist ik dat ik haar voorlopig niet terug zou zien. Ik wist dat ze niet zou bellen. Ze zou het morgen doen. Of volgende week. Of na de vakantie. Ik slikte mijn teleurstelling weg en kon alleen maar hopen dat het snel zover zou zijn.

 
 
 

Je had gebeld. Ik staarde naar de mail en schrok direct. ‘Wat zou er zijn?’ Ik had alweer een paar jaar niet meer van je gehoord. Onze samenwerking afsluiten had ons allebei goed gedaan. Af en toe hoorde ik nog wel eens wat van je en dat waren wisselende berichten, dus ik hield mijn adem in.

Onze gesprekken knetterden, ik kan niet anders zeggen. Meer dan eens heb ik tegen je geroepen ‘doe nou toch eens even normaal!’ Of: ‘dat kan je toch niet maken!’ ‘Wat zou je ervan vinden als zij dit zou doen?’ ‘Je gaat nú je excuses aanbieden’. Je was een hand vol, zeg maar. Één keer verloor ik mijn geduld en dreigde ik boos je zaak neer te leggen. Niet heel professioneel, maar advocaten zijn ook maar mensen.

Ons eerste gesprek staat me ook nog helder voor de geest, zo’n 6 jaar geleden, schat ik. Je vroeg me of ik wel eens van PAS had gehoord, het Parental Alienation Syndrome. Dat had ik. We hadden een gesprek waarin je mij overtuigend aangaf dat je ex-vrouw de kinderen bij je weghield. Bij de vraag of het ook aan jou kon liggen keek je verbaasd op. ‘Dat denk ik niet’ zei je.

Na ons eerste gesprek heb ik nog getwijfeld of ik je zaak zou gaan doen. Je leek me geen makkelijke man. Waarom ik het toch deed? Omdat je toen al kon horen dat het wellicht ook (deels) aan jou zou kunnen liggen. Je antwoord op mijn vraag was: ‘dat denk ik niet’. Dat liet de mogelijkheid voor andere inzichten open.

Al vrij snel kwam ik erachter waarom je ex vrouw, maar ook je kinderen, soms weg kropen als je in de buurt kwam. Je overheersende behoefte aan controle was ook mij niet ontgaan. Ellenlange mails mét bewijzen, zelfgeschreven rapporten waaruit vooral die behoefte heel erg bleek en de inhoud er eigenlijk niet toe deed, het kwam allemaal mijn kant uit. We overleefden onze samenwerking vooral vanwege ons gezamenlijke gevoel voor humor, onze kunde elkaar de waarheid te zeggen en onzer beider kwaliteit om ‘sorry’ te kunnen zeggen én te ontvangen.

Uiteindelijk kwam het goed. Met je kinderen en met ons. Na een psychologisch onderzoek, een lange behandeling, heel veel ingewikkelde eerlijkheid en nog meer knetterende gesprekken.

Na je teruggebeld te hebben hing ik ontroerd op. Je vroeg me voor je bruiloft. Of ik iets wilde zeggen bij de ceremonie. Je stuurde me een foto van je kinderen, je ex-vrouw, jezelf, je verloofde en jullie beider kindje. Er was veel gebeurd de afgelopen jaren. Het was tijd om met je samengestelde gezin een feestje te vieren. Je ex-vrouw zou getuige zijn.

Ik zei ja. En dat ik het waarschijnlijk -heel onprofessioneel- niet droog zou kunnen houden tijdens de ceremonie.

 
 
 

De ex-man van een cliënte zit eindelijk, na jaren zijn straf uit. Hij mishandelde haar jarenlang en kreeg daarvoor maar liefst 24 maanden gevangenisstraf. Best een unicum in mijn praktijk. Doorgaans heeft dit soort gedrag nauwelijks consequenties.

Hun zoontje vertelde op school, en later bij de politie, het afschuwelijke verhaal van hun gezin. Over de keren dat hij zijn moeder had horen huilen en schreeuwen. Over hoe zijn vader met een mes dreigde. Over hoe hij zijn broertjes beschermde tegen het geweld. Over hoe hij zelf het geweld had ondergaan. De politie greep adequaat in en dit was het resultaat.

Vorige week sprak ik dit dappere jongetje, inmiddels jongvolwassen. Zijn moeder had gezegd dat hij mij kon bellen. Hij had wat vragen. Ik hoorde zijn hartverscheurende vragen aan. ‘Hoe lang moest zijn vader in de gevangenis blijven?’ ‘Waarom was zijn moeder bij zijn vader gebleven?’ ‘Was het ergens ook niet haar schuld’ ‘Was het ook misschien zijn schuld dat dit gebeurd was?’ ‘Had hij het kunnen voorkomen ?’ ‘Hoe erg was het eigenlijk?’ Wat moest hij met zijn vader nu?’ ‘Moest hij hem ooit weer willen zien?’

Ik struikelde in mijn hoofd al snel over de leegheid van de antwoorden die ik probeerde te formuleren. Zijn vragen waren simpelweg te groot en mijn antwoorden te klein. Ik verzekerde hem dat hij geen enkele schuld had aan wat er gebeurd was en vroeg hem of het goed was dat ik hem de volgende dag terug zou bellen. Dat vond hij goed.

Na een nachtje piekeren bedacht ik me dat hij me eigenlijk had gevraagd op wie hij nu boos zou moeten zijn. Een best rare vraag, aangezien niet alleen de rechtbank, maar ook het gerechtshof en de Hoge Raad zijn gewelddadige vader hadden aangewezen. Dit jongetje had de misdaden van zijn vader met eigen ogen gezien, gehoord en gevoeld. Toch had hij deze vragen. Ik bedacht me hoe groot de loyaliteit van dit jongetje richting zijn vader moest zijn. Ik bracht hem in contact met iemand die hem beter kon helpen dan ik. Ik zei hem dat ie me altijd mocht bellen als ie nog vragen had of hulp nodig had.

Ik zeg als advocaat heel vaak tegen strijdende ouders in een echtscheiding dat als je tegen je kind kwaad spreekt over de andere ouder, je in feite ook kwaad spreekt over je kind. Ik vertel ze hoe belangrijk het is dat je kinderen niet in een loyaliteitsconflict brengt omdat dit schade toebrengt aan hun identiteit. Je verandert wie ze zijn. De loyaliteit van kinderen naar hun ouders toe is heel groot.

Pas nu besef ik echt hoe groot.

 
 
 

Het emotionele geweld dat ze te verduren kreeg had zijn tol geëist. Ze was jong en duidelijk onervaren ondanks haar ervaringen. We praatten wat en zij huilde vooral. Ze vertelde over de narigheid in haar huwelijk. Zij wist niet wat te doen en hij ging van kwaad tot erger.

Omgang zat er niet in, zei ze. Ik vroeg of ze haar man wel eens alleen liet met hun dochter. ‘Natuurlijk’ zei ze. ‘Waarom kan dat nu niet dan? Misschien een dag?’ Schoorvoetend zei ze ja, nog eens herhalend wat hij haar had aangedaan. Ik beaamde dat het afschuwelijk was en dat het goed zou zijn als ze hulp kreeg. De daaropvolgende maanden belde ze een keer of tien. Vragend naar het echtscheidingsverzoek gaf ik aan dat het nog niet klaar was. Geleidelijk aan breiden we de zorgregeling uit en werd het rustiger.

Daarop diende ik het (kale) verzoek in. Als ik het in had gediend toen ze mij erom vroeg, was het een heel ander verzoek geweest dan nu. Destijds had ik de nare historie van het huwelijk mee moeten nemen en was het nog lang onrustig gebleven, met alle gevolgen van dien.

Advocaten voorkomen ook complexe echtscheidingen. De meeste mensen scheiden maar één keer. Ik doe het zo’n 100 keer per jaar. Vaak gebeurt dat binnen de veilige muren van mijn kantoor, niet in de rechtszaal.