Het is alweer zo’n 12 jaar geleden dat ik bij Jeroen Dijsselbloem, toen nog kamerlid voor de PvdA, in Den Haag was om te pleiten voor het standaard toevoegen van een advocaat bij de uithuisplaatsing van kinderen. Hij had een paar jaar daarvoor onderzoek gedaan naar de jeugdzorg en vriendin Annemarie Gevaerts had me geïntroduceerd. Jeroen was heel aardig en geïnteresseerd en vroeg me een memo te schrijven waarom het nodig was en waar en hoe dit in de wet zou moeten worden vastgelegd. Ik schreef een uitgebreide memo en Jeroen werd minister van Financiën. Zo gaat het soms. De memo verdween in een la of in de prullenbak.

Op 1 oktober aanstaande is het dan toch zover. De gratis bijstand van een advocaat bij uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging komt er. Rechters sorteren al voor op deze regeling wanneer ze vinden dat ouders onvoldoende zelf hun belangen kunnen behartigen door dan ambtshalve een advocaat toe te voegen. Het is een mooie ontwikkeling die zorgt dat kwetsbare ouders een betere rechtsbescherming krijgen. Eind goed, al goed.

Toch heb ik nog een wens.
Minstens zo belangrijk als juridische bijstand bij de uithuisplaatsing is het regelen van psychische hulp aan ouders als de uithuisplaatsing (onverhoopt) eenmaal een feit is. Hulp is hard nodig omdat ouders vaak het gevoel hebben helemaal alleen te staan. Ze schamen zich en kunnen vaak nergens terecht met hun onbeschrijfelijke pijn. De advocaat verdwijnt uit het zicht en de jeugdbeschermer houdt zich bezig met het kind.

Ouders blijven ouders van kinderen. Ze zijn weerloos en machteloos als hun kind niet meer bij hen is. Het verdriet is ongekend groot. Daarvoor is gedegen (rouw)hulp nodig. En die zou standaard moeten worden toegevoegd. Het is voor ouders vaak een te grote opgave om dit zelf te regelen. Zij zijn bezig met hun (rauwe) verdriet, de schaamte en het verwerken van wat er is gebeurd. We verwachten gek genoeg op zo’n moment dat ouders precies weten wat ze moeten doen en rekenen ze daarop moeiteloos af in onze evaluaties.

Het is afschuwelijk als niemand meer ziet dat je pijn lijdt. Het is ook echt afschuwelijk om je kind een paar uur per maand te zien en de opdracht te krijgen niets te zeggen dat er écht toe doet. Dat je ‘leuk’ moet zijn. En dat jarenlang. Het gevolg is dat de band tussen ouder en kind niet meer groeit. We zouden hier echt anders mee om moeten gaan.

Als ik iets geleerd heb de afgelopen 15 jaar dan is het dat als je kinderen wilt beschermen, je (ook) goed voor hun ouders moet zorgen.

 

 

 
 
 

Zeven jaar was ze nog maar. Het meisje dat vrijdag overleed door een aanrijding met een stadsbus in Utrecht. Haar jongere broertje ligt zwaargewond in het ziekenhuis. Hun moeder was erbij. Iedereen leeft met haar mee. Wat een immens en ondraaglijk verlies.

Ik moest ‘s avonds langs de plek waar het gebeurde en schoot vol. Iedere ouder voelt verdriet bij zo’n ongeval. Afschuwelijk, een ander woord is er niet voor. Op social media tonen mensen hun medeleven. Er is ruimte voor rouw. Bloemen worden gelegd. De burgemeester twittert. Mooi. Liefdevol. Steunend.

Onwillekeurig moest ik net aan dit medeleven denken toen ik een rapport zat te lezen. Een moeder is haar kinderen kwijtgeraakt door uithuisplaatsing. Het is verre van hetzelfde natuurlijk, dat besef ik goed. Deze moeder kan nog knuffelen met haar kinderen en ze nog zien. Eén uur per maand om precies te zijn. Onder begeleiding.

Ik lees de rapportages waaruit onomwonden blijkt dat deze moeder niet goed genoeg voor haar kinderen zorgde. Heel professioneel wordt haar onvermogen beschreven. De kinderen moeten worden beschermd. Ook de oordelen van de rechtbank laten niets te raden over. Weer dat onvermogen.

En ik? Ik zie een moeder met een beperking met een immens verdriet. Ze is boos, begrijpt het niet en voelt zich schuldig. Ze heeft een diep verlangen. Iedere dag. Naar haar kinderen. Om ze te knuffelen, voor ze te zorgen en ze haar liefde te geven. En met al die gevoelens kan ze nergens naar toe. De rapporten beschrijven slechts haar boosheid en onvermogen. Én iedere ‘fout’ die ze maakt in het uurtje dat ze haar kinderen ziet wordt erin opgetekend.

Over haar wordt niet getwitterd. Geen uitingen van medeleven. Geen aandacht voor haar diepe, snijdende verdriet. Ik lees slechts professioneel verpakte verwijten.
Je kunt verdriet niet meten noch vergelijken, dat moeten we ook zeker niet doen. Maar een beetje meer mededogen bij deze zeer ingrijpende beslissingen, wat empathie in de rapporten die we schrijven en goede nazorg, zou passend en helpend zijn.

Beide moeders (en natuurlijk ook de vaders) verdienen ons oprechte medeleven, onze brede steun en onze (voortdurende) aandacht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 

Soms krijg je een attentie van een cliënt die tevreden is. Niet nodig, maar het wordt door mij uiteraard erg gewaardeerd. Vandaag kwamen twee ouders mij een doosje met taartjes brengen. Ze kregen gisteren het oordeel dat de rechtbank de verlenging van de ondertoezichtstelling van hun kindje had afgewezen. Zelden twee cliënten zo blij gezien.

Hun kindje was kort na de bevalling uit huis geplaatst. In mijn ogen alleen omdat beide ouders (licht) verstandelijk beperkt zijn. Ze kregen niet de kans hun kindje te verzorgen op basis van vooroordelen. Twee weken later zette de rechtbank dit recht door het kindje per direct weer terug te plaatsen bij ouders. Dat was al een heel groot feest. De ondertoezichtstelling bleef, en daar verzetten ouders zich ook niet tegen.

Inmiddels is het kindje 6 maanden oud en gaat het prima met wat hulp. Jeugdzorg wilde ‘voor de zekerheid’ toch de ondertoezichtstelling verlengen. Gelukkig is een ondertoezichtstelling daar niet voor. Dat vond de rechtbank ook. Een beetje ouder weet immers dat je als ouder geen zekerheid hebt. Ook niet als je geen extra uitdagingen hebt op medisch gebied. Ook dan maak je fouten en doe je het niet altijd goed. Dat hoeft ook helemaal niet. De rechter verwoordde tijdens de zitting prachtig hoeveel vertrouwen ze had in deze ouders. Ouders moesten beiden huilen van opluchting en trots. Zelden zag ik ouders zo groeien in hun rol.

Soms gaan er stemmen op (en het gebeurt ook in de praktijk) dat bij jongeren met een verstandelijke beperking preventief aan geboortebeperking zou moeten worden gedaan omdat ze niet voor een kind zouden kunnen zorgen. Daarmee zou je uithuisplaatsing van kinderen kunnen voorkomen. Hoewel ik de wens snap, vind ik het ook een heel kwalijke en gevaarlijke ontwikkeling die een zware inbreuk maakt op een heel belangrijk mensenrecht. Soms gaat het inderdaad niet goed en is geboortebeperking de enige oplossing. Maar soms, zoals in dit geval, kunnen ouders dit wel en is het prachtig om te zien met hoeveel aandacht en inzet dit gepaard gaat.

Ik denk wel eens dat we teveel perfectie willen. Zowel van kinderen als van ouders. Raar eigenlijk, ik ben ze namelijk nog niet tegengekomen, die perfecte ouders. Ook niet in mijn eigen omgeving. Ik prijs me daar gelukkig mee. Mijn cliënten zullen hun leven lang tegen de vooroordelen moeten opboksen die we als maatschappij hebben over mensen met een beperking. Dat maakt hun opdracht als ouder een stuk lastiger dan die van mij.