Het moment dat we elkaar jaren geleden ontmoetten kan ik me nog goed herinneren. U lachte breeduit, schudde hartelijk mijn hand en zei: ‘Wat leuk Jolande, wij gaan samen wat tijd doorbrengen begrijp ik. Ga zitten, vertel eens wie je bent’. Daaraan terugdenkend moet ik glimlachen. Het was eigenlijk niet heel anders dan hoe u verdachten soms te woord stond. Met respect en een open vizier.

Als Raio (rechterlijk ambtenaar in opleiding) was u de eerste rechter die ik van dichtbij gadesloeg. De opleiding begon op de strafsectie en de eerste leerfase hield in dat ik zaken voor moest bereiden en als griffier zittingen moest notuleren bij de politierechter.

We konden het goed vinden samen en hadden mooie gesprekken over ‘het recht’, onrecht en rechtvaardigheid. We praatten na over verdachten, de kunst van het verschil maken, harde en zachte oordelen en de verantwoordelijkheid die je draagt als rechter en wat daarmee te doen.

Wat me het meest is bijgebleven is uw mededogen met uw medemens. U zei ‘er zijn veel goede mensen, een paar slechte en zij die pech hebben of hadden. Het is belangrijk dat onderscheid te maken’. Ik leerde snel feilloos de laatste groep te herkennen. Die mensen, zo leerde u mij, moet je als het even kan een milde straf geven en vooral vertrouwen, daar hebben ze vaak veel te weinig van gehad. Dan komt het wellicht misschien ooit nog goed.

Heden ten dage zou u ongetwijfeld als ‘te soft’ worden aangeduid of een ‘D66-rechter’ worden genoemd. Ik weet zeker dat u de titel met een glimlach zou hebben gedragen, al was dat niet uw partij.

‘U begrijpt vast dat ik u moet gaan straffen, u heeft de officier gehoord. Welke straf zou u moeten krijgen, vindt u?’

‘En waarom vindt u dat?’ Vroeg u af en toe. Als er dan een steekhoudend argument volgde kon het zijn dat u in de straf die de verdachte zelf had uitgezocht mee ging. U gaf dan nog een wijs advies mee en schonk iemand het vertrouwen dat sommigen van hen zo hard nodig hadden.
‘Ik wil u hier niet weer zien’, zei u dan, ‘en ook niet bij mijn collega’s’. De verdachten lachten dan, groeiden zichtbaar en maakten beloften die ze niet altijd waar zouden maken.

U hield van uw vak, zoveel was duidelijk. U hield van verbinding maken met mensen ook al hadden ze iets verkeerd gedaan. U wilde hen vooral snappen.
Bij uw afscheid zat het vol. U wilde geen afscheid nemen en toch moest het. We beloofden plechtig contact te houden.

Zo is het niet gelopen. Ik liet u nog wel weten dat ik gestopt was bij de rechtbank. ‘Wat jammer nou, de rechtspraak kan best wat dwarsliggers gebruiken, al weet ze dat zelf nog niet’ was uw reactie. We lachten en u wenste me veel plezier in de advocatuur.

Onlangs dacht ik even aan u en zocht ik u op. U bleek te zijn overleden. Daar was ik even stil van. Met veel plezier en ontzag denk ik aan u terug. Ik leerde van u naar mensen te kijken met compassie en, bijzonder genoeg, niet te snel te oordelen.

 
 
 

U sprak gisteren allemaal uw afschuw uit over hetgeen is voorgevallen bij The Voice Of Holland. U gaf aan dat werkgevers “niet alleen een juridische, maar ook een morele verantwoordelijkheid hebben om voor een veilig werkklimaat te zorgen’. Klopt helemaal. Dank voor de reminder.

Ik zou het met uw goedvinden graag wat breder willen trekken. Politici, en met name ministers, dienen het voortouw te nemen in het beschermen van vrouwen en meisjes (maar ook mannen en jongens) tegen seksueel- en ander geweld. Ook u heeft, en had (!) niet alleen een juridische, maar ook een morele verantwoordelijkheid om voor een veilig leefklimaat te zorgen. Voor vrouwen, voor meisjes, voor iedereen.

U was woedend deze week en had geen goed woord over voor “mensen die het goedpraten, bagatelliseren en wegkijken’. U vond het belangrijk dat slachtoffers geloofd worden. “Neem iemand in vertrouwen, doe aangifte, weet dat je niet alleen staat”, hoorde ik u zeggen.

Ik werd er erg verdrietig van. Boos ook. Ik heb talloze cliëntes die aangifte deden de afgelopen jaren. Van seksueel- en ander geweld. Eerst ontmoedigt de politie de aangifte: ‘weet je het zeker? Dit is niet mis en kan heel vervelend uitpakken. Zal ik er anders een melding van maken?’ En als ze dan toch durven, dan is het wachten. Heel lang wachten. Op onderzoek. En dan? Dan gebeurt er helemaal niks. Dan komt het besef dat je helemaal alleen staat. Dat het vertrouwen dat je had op niks gebaseerd is.

Volgens Mark was de cruciale vraag, zo las ik, ‘hoe voorkom je dat het gebeurt?’. Dat kan ik je heel eenvoudig uitleggen, Mark. Door iedere keer dat het gebeurt, in te grijpen. Door gepast te straffen. Door voorlichting te geven aan mannen en jongens. Door een klimaat te scheppen dat slachtoffers beschermt. Door met de duizenden zedenzaken en geweldsdelicten die nog op de plank liggen wat te doen. Slachtoffers van verkrachting moeten soms twee jaar (!) wachten voordat de politie hun aangifte onderzoekt. Huiselijk geweldzaken worden zelden onderzocht. Ook niet als er voldoende bewijs is.

Dus voordat u over elkaar heen buitelt om uw afschuw uit te spreken over dit specifieke geval en op te roepen tot het doen van aangifte, hoop ik dat u de realiteit kent. Dat u weet dat loze oproepen pijn doen. Als je slachtoffer bent en niet kunt zingen, is er niemand die op jouw verhaal wacht. Is er niemand die een camera richt, niemand die er belang aan hecht en niemand die belangstelling toont.

Ik kan me zo voorstellen dat het voor slachtoffers die al jaren ‘op de plank’ liggen een hard gelag is deze week. Dat hun gevoel van eenzaamheid alleen maar is toegenomen en dat zij als geen ander weten dat je wel degelijk alleen staat. Dat er weggekeken wordt.

Behalve als je kunt zingen. Dan niet.

 
 
 

Je had gebeld. Ik staarde naar de mail en schrok direct. ‘Wat zou er zijn?’ Ik had alweer een paar jaar niet meer van je gehoord. Onze samenwerking afsluiten had ons allebei goed gedaan. Af en toe hoorde ik nog wel eens wat van je en dat waren wisselende berichten, dus ik hield mijn adem in.

Onze gesprekken knetterden, ik kan niet anders zeggen. Meer dan eens heb ik tegen je geroepen ‘doe nou toch eens even normaal!’ Of: ‘dat kan je toch niet maken!’ ‘Wat zou je ervan vinden als zij dit zou doen?’ ‘Je gaat nú je excuses aanbieden’. Je was een hand vol, zeg maar. Één keer verloor ik mijn geduld en dreigde ik boos je zaak neer te leggen. Niet heel professioneel, maar advocaten zijn ook maar mensen.

Ons eerste gesprek staat me ook nog helder voor de geest, zo’n 6 jaar geleden, schat ik. Je vroeg me of ik wel eens van PAS had gehoord, het Parental Alienation Syndrome. Dat had ik. We hadden een gesprek waarin je mij overtuigend aangaf dat je ex-vrouw de kinderen bij je weghield. Bij de vraag of het ook aan jou kon liggen keek je verbaasd op. ‘Dat denk ik niet’ zei je.

Na ons eerste gesprek heb ik nog getwijfeld of ik je zaak zou gaan doen. Je leek me geen makkelijke man. Waarom ik het toch deed? Omdat je toen al kon horen dat het wellicht ook (deels) aan jou zou kunnen liggen. Je antwoord op mijn vraag was: ‘dat denk ik niet’. Dat liet de mogelijkheid voor andere inzichten open.

Al vrij snel kwam ik erachter waarom je ex vrouw, maar ook je kinderen, soms weg kropen als je in de buurt kwam. Je overheersende behoefte aan controle was ook mij niet ontgaan. Ellenlange mails mét bewijzen, zelfgeschreven rapporten waaruit vooral die behoefte heel erg bleek en de inhoud er eigenlijk niet toe deed, het kwam allemaal mijn kant uit. We overleefden onze samenwerking vooral vanwege ons gezamenlijke gevoel voor humor, onze kunde elkaar de waarheid te zeggen en onzer beider kwaliteit om ‘sorry’ te kunnen zeggen én te ontvangen.

Uiteindelijk kwam het goed. Met je kinderen en met ons. Na een psychologisch onderzoek, een lange behandeling, heel veel ingewikkelde eerlijkheid en nog meer knetterende gesprekken.

Na je teruggebeld te hebben hing ik ontroerd op. Je vroeg me voor je bruiloft. Of ik iets wilde zeggen bij de ceremonie. Je stuurde me een foto van je kinderen, je ex-vrouw, jezelf, je verloofde en jullie beider kindje. Er was veel gebeurd de afgelopen jaren. Het was tijd om met je samengestelde gezin een feestje te vieren. Je ex-vrouw zou getuige zijn.

Ik zei ja. En dat ik het waarschijnlijk -heel onprofessioneel- niet droog zou kunnen houden tijdens de ceremonie.

 
 
 

Het plan was een mooi en vrolijk laatste stukje te schrijven over het oude jaar. Maar steeds opnieuw duik jij op in mijn hoofd. Ik twijfel of ik jou onbewust aandacht geef, of dat jij er vanuit een andere wereld om vraagt, zo dat al kan.

2021 was voor iedereen een bewogen jaar. Van Peter R, van corona, van on- en gewilde vaccinaties en van de toeslagenaffaire. En ook het jaar van jouw plotselinge en gewelddadige overlijden. Toch kom jij deze week niet terug in de jaaroverzichten. Jij was geen Peter R.

Ik hoorde van je overlijden door een appje dat ik ontving. ‘Jij kent haar toch?’ was de vraag. Ik kende je. Je was jeugdbeschermer in een paar van mijn zaken. De laatste tijd ‘zag’ ik je langskomen als raadsonderzoeker. Je was goed in wat je deed. Betrokken. Integer. Ik mocht je graag.

Toen je afschuwelijke overlijden bekend werd en ook wie je was, belde een voormalig cliënt om te vragen of het echt om jou ging. Ik bevestigde het intrieste bericht. Het werd even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Ik heb veel aan haar te danken. Mijn kinderen ook’, was het eenvoudige commentaar. Ik beaamde dat. ‘Ontzettend naar dat haar dit is overkomen. Ongelooflijk’. Ook dat was waar.

Op deze laatste dag van het jaar vraag ik me af waarom ik steeds aan je moet denken. Zo goed kende ik je niet. Ik denk aan jou en het geweld dat jou en je dochtertje ten deel viel. Ik denk aan je ouders, je familie en (oud)collega’s. Ik denk ook aan de pijn die ze moeten hebben gevoeld toen jouw overlijden door anderen publiekelijk werd gebruikt om hun punt te maken over de problemen in de jeugdzorg. Dat voelde ook als geweld. Misschien zit dat me nog steeds hoog.

Het weerhield mij er destijds van iets over je te schrijven. Ik liet na je (oud)collega’s te condoleren en te laten weten hoe belangrijk het was wat je deed in mijn zaken. Aan de hulp die je bood. Aan hoe het hielp dat jij er was.

Het is te laat om mensen te condoleren. Maar niet voor een laatste ode aan jou. Opdat je niet wordt vergeten. Om de kinderen die er beter aan toe zijn, mede door jou. Om de vader die je onvermoeibaar leerde een betere co-ouder te zijn en om een advocaat die iets dacht te weten, maar het toch niet wist. Om alles.

De betekenis van ons leven ligt volgens mij niet in de lengte ervan, maar in het verschil dat we maken.

Jij maakte verschil.

Rust zacht, beste jeugdbeschermer.

 
 
 

Vandaag kreeg ik een foto van een babytje. Ze is geen familie van mij, maar voelt als een prachtig kerstcadeau.

De foto kreeg ik van een oud-cliëntje. Van sommige cliënten blijf je je altijd afvragen hoe het ze is vergaan. Cliëntje X is daar een voorbeeld van. Een paar jaar geleden belde ineens een professional die haar begeleidde. Ze wilde weten of ik haar dossier nog had. Dat was zo en ik vroeg haar meisje X mijn telefoonnummer te geven. Ze belde een paar weken later en sindsdien houden we contact. Ik heb ontiegelijk veel door en van haar geleerd.

X was 12 en viel destijds al op door haar ongelooflijke kennis van de Nederlandse taal. Ze was nog maar een jaar in Nederland en sprak niet alleen vloeiend Nederlands, ze schreef het ook foutloos. Een buitengewoon intelligent meisje. Ze was als baby door haar ouders in hun land van herkomst noodgedwongen achtergelaten en werd 12 jaar later met hen in NL herenigd. X moest leven met ouders die ze niet kende.

Ze had veel meegemaakt in een door oorlog verscheurd land en ook hier ging het niet goed met haar. Ouders gingen scheiden en vader dreigde met eerwraak. Uiteindelijk kon ze ook niet bij haar moeder en broertje wonen en kwam ze in een instelling terecht onder strikte beveiliging. Haar naam werd veranderd en vanaf haar 16e woonde ze op zichzelf en verloor ik haar uit het oog. Ik heb veel nare psychologische en psychiatrische rapportages over kinderen gelezen, maar die van haar waren met afstand de meest afschuwelijke.

Eigenlijk is het ongelooflijk dat X nu een babytje heeft en dat het zo goed met haar gaat. Ze heeft haar opleiding afgerond en is een prachtige jonge vrouw. Nog steeds geen contact met haar ouders en broertje, maar wel een leuke vriend die veel om haar geeft. En nu een dochtertje. Ik kan niet trotser op haar zijn. Wat is ze een prachtig voorbeeld van menselijke weerbaarheid. Ik voel een diepe bewondering voor dit meisje dat werkelijk alles tegen zich had, maar nooit opgaf en ging roeien met de riemen die haar werden aangereikt. Wat zal ze een fantastisch voorbeeld zijn voor haar dochtertje.
Dat kleine meisje boft maar.

 
 
 

Ze lachte en overhandigde me bloemen. Ik keek haar niet begrijpend aan. Ik had nog niks voor haar gedaan, dus waarom die bloemen? Ze vertelde dat het een fijn eerste gesprek was geweest vorige week. Ze wilde me bedanken.

‘Dankjewel’ zei ik, ‘maar ik heb nog niks gedaan’. ‘Jawel’ zei ze, ‘u zei me dat ik nooit meer terug hoefde, dat het goed komt. Dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd’. Ik keek naar de bloemen en toen naar haar en moest even slikken. Deze lieve vrouw kwam me bloemen brengen omdat ik haar vertelde dat ze niet terug hoefde naar haar gewelddadige echtgenoot.

Het leek een gesprek als alle andere. Ik vroeg naar de reden van haar scheiding en hoorde over het nare leven dat ze had geleid, gebukt onder huiselijk geweld. Ik vroeg haar ook hoe het was in de Vrouwenopvang. ‘Geweldig’ zei ze. Ik keek verrast op. Doorgaans hoor ik hoe moeilijk het is met zoveel vrouwen samen te leven, allemaal met hun eigen problemen en ervaringen.

Ze vertelde dat het wel klein was met zijn drieën op een kamer, maar dat het erg fijn was om zelf te beslissen wat ze mochten eten. Ik keek haar niet begrijpend aan. Ze vertelde dat haar man altijd besliste wat er werd gegeten. Ze begon te huilen. ‘Mijn kinderen hadden heel vaak honger en dan kon ik ze soms geen eten geven. Er is echt niks ergers dan dat. De Vrouwenopvang is voor ons het paradijs, we zijn erg dankbaar’.

Ze vertelde dat toen ze voor het eerst vanuit de Vrouwenopvang hun boodschappen deden dat een hele ervaring was. Ze mochten uiteraard kiezen wat ze wilden en dit resulteerde in een huilende moeder met huilende kinderen in de Albert Hein. Nu ze wat meer gewend waren ging het beter. Dat was het moment dat ik haar vertelde dat dit nooit meer zou gebeuren en dat ze nooit meer terug zou hoeven, dat ze veilig waren. Er zou goed voor ze worden gezorgd.

Toen ik het voorval aan een vertrouwenspersoon vertelde hield ik het niet droog. Ik kan me maar nauwelijks voorstellen hoe het is om echt honger te hebben in het steenrijke Nederland. Toch gebeuren dit soort dingen ook hier. Moeders vertrekken vaak met niet veel meer dan de kleding die ze aan hebben naar een Vrouwenopvang, alwaar ze hulp krijgen om een nieuw leven op te bouwen.

Het maakt je nederig en dankbaar voor een leven dat je mag leiden waarin liefde en geluk bijna vanzelfsprekend zijn. Waar alles in overvloed aanwezig is en waar je maar hoeft te roepen en er staat iemand naast je die even lief voor je is. Voor iedere traan die je laat zijn er wel tien zoenen in de aanbieding. Het is ongelijk verdeeld, ook in Nederland.

Ik breek graag een lans om deze kerst ietsje minder te geven aan iedereen die al zoveel heeft. En geef dat ietsje dan aan iemand ver weg of dichterbij die veel minder heeft. Ook Nederland zit vol met mensen die niet alleen dat ‘ietsje’ heel goed kunnen gebruiken, maar vooral ook een steunbetuiging, wat warmte en de geruststelling dat ze nooit meer terug hoeven naar dat wat eens was.
Fijne dagen!

 
 
 

De week van de pleegzorg zou eigenlijk de week van de pleegóuder moeten heten. Goede pleegzorg staat of valt met goede pleegouders. Pleegouders die bereid zijn om voor een kind te zorgen dat hulp nodig heeft.

Dat is een zware, en soms ondankbare taak. Het zijn vaak kinderen die veel hebben meegemaakt. Dat brengt soms ingewikkelde opvoedproblemen met zich mee. Niets is meer waardevol dan de inzet en liefde voor deze kinderen. Vaak gaat het al snel beter met ze.

Dat deed me denken aan jou. Wat was je speciaal. Ik stond twee ouders bij met ieder hun eigen beperking. Ze wilden heel graag voor hun pasgeboren dochtertje zorgen, maar dat vond de rechter niet goed. Om zeker te weten dat ze dat ook echt niet konden, vroeg ik de rechter direct een uitgebreid onderzoek te doen. De rechter wees dat gelukkig toe. Ik vroeg jou je zo ruim als mogelijk op te stellen om ouders hun kind te laten zien en te laten kennen.

Jij ondersteunde die diepgevoelde wens van ouders waar mogelijk. Toen jeugdbescherming niet aan een ruime zorgregeling mee wilde werken, schreef je in navolging van mijn verzoek aan de rechter een eigen brief waarin je prachtig beschreef hoe belangrijk de ouders en het contact daarmee voor het babytje waren. De rechter stelde een ruime zorgregeling vast. Ik vond en vind je een held. Ouders voelden zich zó gesteund door jou. Vertrouwden jou vanaf dat moment ook meer dan wie ook.

Hoewel we eigenlijk al wisten dat ouders waarschijnlijk niet voor hun kind konden gaan zorgen, was het onderzoek voor hen van wezenlijk belang om te kunnen accepteren dat dat zo was. Jouw steun in die hele moeilijke tijd was voor hen onontbeerlijk. Hun kindje kon zich niet alleen aan jou hechten, ouders kregen ook die kans. En hoe helpend was dat voor hun toekomst.

Ik krijg nog steeds, na jaren, ‘updates’ van deze ouders hoe het met hun meisje is. Die koester ik. Ik hoor dat jullie verjaardagen samen vieren en ouders minstens iedere week een gezellige activiteit met hun kind ondernemen. Soms ga jij, samen met hun dochter, bij ouders logeren. De erkenning die je deze ouders geeft is buitengewoon.

De foto’s die ouders me sturen zijn prachtig om te zien. ‘Happy family’ is meer dan eens het onderschrift. Het ontroert me keer op keer dat jij op die foto’s bijna nooit ontbreekt.

 
 
 

Een vriendin die wil switchen naar de advocatuur vroeg me, zoals ze wel vaker doet, wat ik zoal gedaan had vandaag.

Ik antwoordde dat ik vandaag een mooi bedrijf mocht verdedigen tegen (valse) aantijgingen van discriminatie bij het College voor de Rechten van de Mens. Dat ik daarna, tot hun grote verdriet, twee lieve verstandelijk beperkte ouders moest vertellen dat hun zoontje nooit meer bij hen thuis komt wonen. Ik stelde ook in een gesprek een moeder gerust dat haar kind niet van haar wordt afgepakt als ze het land uit wordt gezet, maar dat haar kind dan met haar mee mag.

Vervolgens legde ik een cliënte uit, die zelf nog nooit heeft gewerkt en die getrouwd is met een meneer die veel te veel verdient, dat ze zelf toch echt moet solliciteren als ze partneralimentatie wil. Ik topte één en ander af met een zoomgesprek met een vader die zijn kinderen mist en heel graag (veel) meer wil zien. Tussendoor beantwoordde ik een kleine 80 emails.

Toen ik het voor de neus weg opsomde zag ik haar gezicht betrekken. Ik zei nog dat het niet iedere dag zo was, maar eigenlijk zat ik een beetje te jokken. Het is wel bijna iedere dag zo. En ik vind het meestal heerlijk. Ik voel me als een vis in het water bij welk rechtscollege dan ook, heb slechtnieuwsgesprekken waar nodig en bescherm cliënten tegen het onheil dat op hen afkomt. Tussen de bedrijven door leer ik dezelfde cliënten dat je op vele manieren naar je eigen ‘ongeluk’ kunt kijken. Ook vertel ik minstens twee keer per week aan iemand die mijn bijstand wil, dat door mij in te schakelen ik de enige ben die daar rijker van wordt.

Advocaat zijn is een prachtberoep. Je kunt er maar beter nooit mee in aanraking komen.

 
 
 

Op mijn zolder staan schoenendozen vol met koelkastmagneetjes. Ooit, als ik oud ben, wordt het mijn hobby om ze te bekijken en de mooie herinnering die bij het magneetje hoort op te roepen. Is de herinnering er niet meer, dan ga ik op dezelfde plek een nieuwe maken. Een soort bucketlist, maar dan anders.

Een magneetje met de tekst: ‘perfection is the enemy of good enough’ belandde niet in een schoenendoos, maar kreeg een plekje in mijn kantoor. Ik kocht het in het (prachtige) Voltaire museum in Genève. Als herstellende perfectionist gaf het troost als ik in mijn werk een fout maakte, maar meer nog hielp het bij de opvoeding van mijn kind.

We hebben de neiging ons te meten aan het beste dat we om ons heen zien. Dat geldt voor de auto van de buurman, maar dat begint ook al op de school van ons kind. Daar is altijd, en alom aanwezig, de perfecte ouder. Haar kind is (minstens) hoog begaafd en zij is de perfectie zelf. Lijkt zo uit een tijdschrift te zijn gestapt.

En dan was er ik. Altijd hijgend mijn best doend om op tijd te komen, het snot van mijn kind nog op mijn broek, boterhammen vergeten, struikelend naar kantoor om ook daar te trachten op tijd te zijn. Daarnaast studeerde ik nog. De eerste jaren deed ik mijn best alle ‘ballen’ in de lucht te houden. Meer zat er simpelweg niet in.

Tot het magneetje. Als ik te laat kwam, dan was dat maar even zo. Er ging niks dood, dacht ik al snel. Bij beslissingen omtrent ons meisje dacht ik: ‘hoe zou mijn vader dat hebben gedaan?’ Mijn vader voedde mij en mijn broers en zussen (10 in totaal) grotendeels alleen op, en had voor de meeste beslissingen niet meer dan 10 seconden stel ik me zo voor, dus al die kleine beslissingen deden er eigenlijk niet zo toe. Ik deed vervolgens ook maar wat. Schoolkeuze? Mijn kind was weerbaar door al mijn stupide fouten, dus die zou het overal wel ok doen, was mijn overtuiging. Met andere woorden: het maakte allemaal niet zo gek veel uit.

Mijn eigen opvoeding was verre van perfect, die van mijn kind ook niet. De Raad voor de kinderbescherming zou niet aan de zijlijn staan te applaudisseren, zullen we maar zeggen. Wij zijn ook niet perfect, maar ‘slechts’ prima. Dat is goed genoeg omdat ondanks al dat vallen en opstaan er van ons gehouden werd en wordt en onze ouders het beste met ons voor hadden. We leerden daardoor van onszelf te houden. Bovendien leerde het ons ook van anderen geen perfectie te verwachten.

Als ik een moeder (of vader) hoor zeggen dat de andere ouder niet goed kan zorgen voor hun kind, denk ik hier vaak aan. Het allerbelangrijkste is dat er van je kind gehouden wordt en dat het zich goed genoeg voelt. Dat gevoel geef je onder andere door zelf fouten te maken en je kind het gevoel te geven dat het dat ook mag.

‘Goed genoeg’ is een fantastisch cadeau aan je kind, aan je (ex)partner, maar vooral ook aan jezelf.

 
 
 

Ik struikel over dit nieuwsbericht over Jopie, een 82-jarige mevrouw met reuma die vereenzaamt omdat ze de trap niet meer af kan van haar bovenwoning. Ze probeert al twee jaar een andere woning te krijgen en dat lukt maar niet. Hoe intens verdrietig is dat. Jopie is vast niet op het idee gekomen om een advocaat in te schakelen. Die had ongetwijfeld iets voor haar kunnen doen.

Het doet me direct denken aan Corrie, mijn allereerste cliënte als advocaat. De zaak was eenvoudig: de woningbouw wilde Corrie uit haar flat zetten omdat haar jonge hondje soms zijn behoefte deed in de lift. Corrie moest weg. Corrie was een hartelijke Utrechtse dame op leeftijd die het probleem wel zag, maar weinig controle had over de snelheid waarmee ze haar scootmobiel naar buiten kreeg en moest wachten op de lift. Vanwege haar fysieke beperking kon ze, als haar hondje een ongelukje kreeg, het niet schoonmaken. Lang verhaal kort: Corrie moest weg, of haar hondje moest weg. Corrie was ontroostbaar.

Ik vocht de ontruiming aan en de rechter besliste uiteindelijk dat de woningbouwvereniging Corrie een woning op de begane grond moest aanbieden. Corrie was zo blij met de uitkomst dat ze me nog jarenlang ieder jaar een kerstkaartje stuurde om me te bedanken. Ik heb de lieve kaartjes altijd bewaard om me te herinneren aan hoe belangrijk ‘Corrie’ zaken zijn.

Nog altijd denk ik aan haar wanneer minister Sander Dekker het weer eens heeft over de sociale advocatuur en het mogelijk uitbesteden daarvan aan andere, commerciële partijen. Een afschuwelijk idee. Een verzekeringsmaatschappij gaat zeker niet zover als ik toen deed. Corries (en Jopies) zijn simpelweg commercieel niet interessant. Dat Corrie haar hondje mocht houden en van het gezeur af was is niet meetbaar in omzet maar maakte voor haar alle verschil. En daarmee voor mij.

De kerstkaartjes van Corrie krijgen een mooi plekje in mijn nieuwe werkkamer. Ze herinneren mij eraan dat geen zaak te klein is om een groot verschil te maken. Corrie is de reden waarom ik nog steeds, naast alle andere zaken én met veel plezier die o zo belangrijke pro deo zaken behandel.

Waarom ik dit schrijf? Omdat de Corries en Jopies van deze wereld ertoe doen. We moeten als advocaten (en burgers) niet vergeten onze nieuwe minister van Rechtsbescherming daaraan te herinneren.