‘Gelooft u haar?’ Het werd stil in de rechtszaal. Wij advocaten keken elkaar even aan. Goede vraag. Misschien wel de beste in een rechtszaal. Gek genoeg had ik hem nog nooit gehoord. Meestal vragen rechters ‘is dat zo?’ Of: ‘legt u dat eens uit?’

Uw vraag hield me nog lang bezig. Nu, inmiddels jaren later, weet ik het precies wanneer tijdens een zitting die vraag zou moeten worden gesteld. Wanneer het passend zou zijn dat de ene ouder wat compassie zou kunnen tonen naar de ander. Wanneer het geweten aangesproken wordt, of een beroep wordt gedaan op de integriteit van de ouder aan wie de vraag wordt gesteld. Hem met ‘nee’ beantwoorden zegt immers ook iets.

U liet de stilte even hangen terwijl vader ongewild bij zichzelf te rade moest gaan. Naar binnen moest kijken. ‘Ja, ik geloof haar denk ik wel’ was het voorzichtige antwoord. Ik keek mijn cliënte even aan. Ze keek verward terug. Een gek moment in een zo voorspelbare zitting.

De afgelopen jaren was er geen ruimte geweest. Niet bij de kinderen en ook niet bij hun moeder. De beide meisjes hadden hun vader jarenlang hun moeder zien mishandelen. Wapens en agressie hadden een groot deel van hun jeugd bepaald. Op enig moment was het klaar. Op een haar na dood. Ze vertelde tijdens de zitting hoe bang ze nog steeds was en hoe de kinderen hadden geleden onder de vele verhuizingen. Steeds weer op de vlucht.

‘Gelooft u haar?’ Uw woorden hadden een bijzonder effect. Het antwoord ook. Helend bijna. Het was de eerste keer dat vader liet zien het leed te kunnen aanhoren wat hij haar en hun kinderen had aangedaan. Het gaf haar ruimte, zoveel was duidelijk. Het was op haar gezicht te zien en na de zitting aan haar te horen. U besliste terecht dat er geen omgang kwam, en toch was er duidelijk een verandering zichtbaar. Uw vraag had zijn uitwerking niet gemist.

De beste rechters zijn rechters die niet alleen de vragen stellen die nodig zijn om een vonnis te schrijven, maar ook, of misschien wel juist, vragen stellen die de mensen achter een vonnis laten zien. Die rechters zijn nieuwsgierig, kritisch en willen het gesprek aan gaan dat verder reikt dan die ene beslissing. Ze stellen de ingewikkelde vragen. De vragen waar je jaren later nog eens aan terug denkt.

Het zijn de rechters die mensen veel meer bieden dan alleen een juridisch correct vonnis. U deed dat. U bood erkenning, duidelijkheid, compassie en een klein beetje hoop.

 

 

 
 
 

Gisteren deelde ik een stukje over een voor mij bijzondere dag deze week waar ik, ook al ken ik het onderwerp van haver tot gort, toch weer veel leerde over intieme terreur / dwingende controle. Ook na 15 jaar en honderden huiselijk geweld zaken verder, leer ik nog altijd bij. Denken dat je, om welke reden dan ook, de waarheid in pacht hebt, is onverstandig.

Vandaag werd ik er op geattendeerd dat een uitspraak over dit onderwerp waarin ik zelf als advocaat optrad, gisteren is gepubliceerd. Hierin heeft het gerechtshof (onder andere) het gezamenlijk gezag beëindigd en tevens de vader het recht op omgang ontzegd. Het is niet mijn gewoonte ‘eigen’ uitspraken te delen, maar gezien de vele reacties gisteren is het wel passend en geeft het wellicht ook wat hoop aan iedereen die dit nodig heeft. Hier is de uitspraak van het gerechtshof te vinden: https://lnkd.in/ePkmA4t3

Interessant is zeker ook de uitspraak in dezelfde zaak bij de rechtbank: https://lnkd.in/eBMM9_wf
Lees vooral ook het afwijkende standpunt van de jeugdbescherming en de raad voor de kinderbescherming. Soms is het voor mij onbegrijpelijk dat de ernst van gewelddadig gedrag en het effect hiervan op kinderen op de korte én lange termijn niet altijd wordt ingezien.

Overeind blijft dat het lastig is om deze vorm van geweld te doorzien en te bewijzen. Een strafrechtelijke veroordeling helpt dan, maar is in het familierecht niet zaligmakend. Wat helpt is claims van ernstig psychisch geweld heel goed te onderzoeken. Door politie, OM, jeugdbescherming, hulpverlening, Veilig Thuis, de raad voor de kinderbescherming, de advocatuur én de rechterlijke macht. Vrouwen, mannen, en ook kinderen hebben het recht te leven zonder angst. Tijdens, en ook na het verbreken van een relatie. We zouden daarin (heel) veel meer kunnen doen.
Liever vandaag nog dan morgen.

(Ik kan uiteraard geen nadere toelichting geven op de beschikking noch meer details delen over deze zaak. Hier om vragen heeft geen zin).

 

 

 
 
 

Hij stond erop mee te lopen naar mijn auto. ‘U houdt echt van uw werk hè’, zei hij. Ik glimlachte en zei ja. ‘Best een gevaarlijk baantje soms’. ‘Dat valt mee hoor, als jullie erbij zijn lijkt het erger dan het is. Mijn cliënten hebben het veel lastiger dan ik’.

Ik had de rechtbank gevraagd de parketpolitie voor en na de zitting aanwezig te laten zijn. De rechtbank had, gezien het dossier, de agenten ook tijdens de zitting in de zittingszaal toegelaten. Het dossier leende zich er voor. Het huiselijk geweld tussen ouders was ernstig.

Mijn cliënte liep met haar ‘eigen’ agent naar een busje waarmee ze direct naar haar geheime verblijfplaats zou worden terug gebracht. Hoelang ze daar met haar kinderen moest blijven was onbekend. Soms is het zo gevaarlijk dat een cliënt zich moet blijven ‘verstoppen’. Ik hoopte dat dat in dit geval niet nodig zou zijn.

Hoe ernstiger het huiselijk geweld, hoe moeilijker het is om een zorgregeling tussen een vader en zijn kinderen te faciliteren, al proberen we dat altijd wel. Tijdens de zitting was de boosheid van vader duidelijk voelbaar. Moeder was ook zichtbaar bang. Ze zat er verslagen bij. Ik vertelde wat er binnen het huwelijk was gebeurd, vertelde over de bewijzen. Vader kon het maar moeilijk horen en liet op verschillende momenten horen hoe agressief hij kon zijn.

Het hardop uitspreken van het geweld was nodig, al stond het ook al op papier. Het psychologisch effect voor cliëntes van het horen van wat er gebeurd is in een professionele setting is enorm. Dat wat vaak jarenlang verborgen moest blijven achter een voordeur is dan niet alleen in alle openheid zichtbaar, maar de erkenning ervan in een rechtszaal is van groot belang voor hun herstel. Ook (of misschien wel juist) omdat dit binnen het strafrecht bijna nooit gebeurd.

Ik vroeg de agent of hij ook van zijn werk hield. ‘Ik weet het niet’ zei hij. ‘Het is wel even iets anders dan wat u doet. Opkomen voor iemand die in zo’n situatie zit lijkt me mooi werk’. ‘Dat is het’. Ik glimlachte naar hem. ‘Maar als er vanmiddag iets was gebeurd in die rechtszaal had ik dat ook van u verwacht’ zei ik. ‘Dus misschien doen we wel precies hetzelfde’.

Hij keek me verrast aan. ‘Als je het zo bekijkt is dat wel zo’. Ik bedankte hem voor zijn bijstand. ‘Soms is het lastig te zien, maar iemand een veilig gevoel geven is misschien wel het mooiste van ons beider werk’ zei ik. Hij zwaaide hartelijk toen ik de straat uit reed.

Eenmaal op de snelweg belde ik mijn cliënte om de zitting na te bespreken. Ze vertelde dat het heftig was geweest, maar gek genoeg ook wel fijn. Ze was vooral blij dat het voorbij was. Het was ook gek de rechter vragen te horen stellen over haar leven met hem. Eindelijk had ze het gevoel dat het echt gebeurd was en dat hij het ook moest horen, ondanks dat hij alles had ontkend.

Ze ratelde een beetje en ik liet haar. Ik genoot stilletjes van het effect dat de zitting op haar had gehad.

Ik houd echt van mijn werk ja. Elke dag weer.

 
 
 

De mishandeling is pas een week geleden gebeurd. En toch weet ik ook al een paar dagen wat het Openbaar Ministerie gaat doen. ‘Openbaar Ministerie verdenkt Lil Kleine van poging tot zware mishandeling’. Wauw, over snelrecht gesproken. Hij zat zelfs even vast.

Ik hoop dat mijn cliënte als ze deze week aangifte gaat doen van bedreiging en mishandeling, op dezelfde snelle acties van politie en justitie kan rekenen. Zij heeft ook een filmpje. Opgenomen voor haar deur. Haar ex dringt mega-agressief haar woning binnen. Klinkt bekend, niet? Het zou wat zijn zeg, als u haar twee dagen later laat weten dat hij is opgepakt en wordt voorgeleid. Ik zou zo graag willen dat het echt zo ging. Maar zij kan niet zingen en haar ex ook niet, dus gaat het niet zo.

Zij wil aangifte doen, maar die wordt niet opgenomen. Het wordt een melding. De politie vertelt haar dat ze ook melding gaan doen bij Veilig Thuis. Zij is vervolgens bang dat ze haar kind kwijtraakt.

Of ze het filmpje überhaupt kan laten zien bij de politie is nog maar de vraag. In Amsterdam wel, in Utrecht soms niet. In Rotterdam weer wel. De politie doet er echter meestal niks mee. U raadt haar aan een dagboek bij te houden als dit vaker gebeurt en misschien dat er ooit dan wel actie volgt. Eventueel.

Mijn cliënte gaat gedesillusioneerd naar huis. De politie heeft haar het gevoel gegeven dat ze er niet toe doet. Dat ze haar niet beschermen. U denkt wellicht dat dit uitzondering is. Nee hoor, in de 50-60 huiselijk geweldzaken die ik behandel per jaar komt het hooguit eens in het jaar tot echte vervolging. U vindt doorgaans dat dit soort problemen in het civiele recht moeten worden opgelost. Hulpverlening is een beter instrument volgens u en de agenten. En toch hoort diezelfde cliënte dat u na twee dagen bij een rapper al ingrijpt.

Iedereen maakt zich nu druk over de rappers’ vriendin en of deze niet allang bij hem weg had moeten gaan. Schaamteloos zijn de discussies hierover. Weggaan was voor haar wellicht geen optie want iedereen weet: van wie krijg je bescherming? Politie en justitie doen immers meestal niks. Na vijf meldingen en talloze bewijzen, nog steeds geen beweging. Nog eens gaan voelt dan vrij zinloos.

We weten dat er meer dan 100 vrouwen per jaar sterven als gevolg van huiselijk geweld. Een oneindig veel groter aantal houdt blijvend letsel. Dat is een direct resultaat van het beleid dat wordt gevoerd. De pakkans is nagenoeg nihil. Dus wie voelt zich veiliger denkt u? Daders of slachtoffers?

Ik begrijp dat u zelfs in hoger beroep gaat tegen de voorlopige vrijlating van de rapper. Uw verontwaardiging is groot.
De mijne ook.
Al jaren.

 
 
 

Meisje, meisje, meisje. Wat is er toch met je gebeurd? Hoe kon het toch zó mis gaan? Hadden we meer moeten, of kunnen doen? Ik weet eigenlijk niet zo goed hoe ik met het bericht van jouw overlijden om moet gaan. Je was zo heel erg jong nog.

Ik leerde je kennen als ‘dochter van’. De uithuisplaatsing van jou en je broertjes jaren geleden was voor je moeder en jullie afschuwelijk. Ze was ziek, heel erg ziek. Na een leven vol huiselijk geweld werd ze in een ziekenhuis opgenomen en ook jij kwam in een instelling terecht. Daar ging het niet goed. Je liep weg, verdween voor dagen, schopte tegen alles en iedereen aan en viel ten prooi aan mannen die meer van je wilden dan jij kon geven. Je was mooi, de loverboys stonden in de rij.

Toen je moeder naar huis kwam, kwam jij er al snel achteraan. Hulpverleners hadden geen goed antwoord voor een meisje zoals jij. ‘Te complex’ hoorde ik vaak. Of erger: ‘te beschadigd’. Of nog veel erger: ‘niks meer aan te doen’. We probeerden van alles, raadpleegden vele zorgaanbieders en toch kreeg je geen hulp. Soms dacht ik wel eens dat alleen de ‘makkelijker’ meisjes werden geholpen omdat het makkelijker ‘scoren’ of verdienen was. Heel cynisch, ik weet het. Toch kreeg ik dat gevoel.

Wat niemand zag is dat je geen te beschadigd-, te complex- of ‘niks meer aan te doen’-meisje was. Je was gewoon een meisje. Een meisje dat zoveel had meegemaakt dat niemand haar, althans zo leek het, bereikte. Je schrééuwde werkelijk om hulp. Een oorlog, jarenlang in diverse asielzoekerscentra, een ernstig zieke moeder, een dode vader, een paar jeugdzorginstellingen en een trits aan loverboys, het hield niet op. Er kwam geen einde aan.

En nu, nu ben je een statistiek. Je staat ergens tussen die 100 jongeren die jaarlijks zelfmoord plegen. Ik begrijp dat je je jezelf verkocht, zoals loverboys dat eerder deden. Niemand had het kennelijk in zich jou te leren wat je echte waarde was.

Je bent al maanden geleden overleden. Ik hoorde het gisteren. Bij toeval. Ik wist niet wat te zeggen. Kon nauwelijks slikken.
‘Ze heeft zichzelf van het leven beroofd’ hoorde ik de hulpverlener zeggen. De zin blijft maar door mijn hoofd spoken. Ik geloof niet dat jij jezelf van het leven beroofd hebt. Ik denk dat het leven jou lang geleden al beroofde. En wij zijn tot mijn grote verdriet niet in staat gebleken het jou terug te geven. Alleen, zonder hulp, had je geen schijn van kans.

We moeten het echt beter doen. Vandaag nog. Voor al die meisjes en jongens zoals jij.

 
 
 

De ex-man van een cliënte zit eindelijk, na jaren zijn straf uit. Hij mishandelde haar jarenlang en kreeg daarvoor maar liefst 24 maanden gevangenisstraf. Best een unicum in mijn praktijk. Doorgaans heeft dit soort gedrag nauwelijks consequenties.

Hun zoontje vertelde op school, en later bij de politie, het afschuwelijke verhaal van hun gezin. Over de keren dat hij zijn moeder had horen huilen en schreeuwen. Over hoe zijn vader met een mes dreigde. Over hoe hij zijn broertjes beschermde tegen het geweld. Over hoe hij zelf het geweld had ondergaan. De politie greep adequaat in en dit was het resultaat.

Vorige week sprak ik dit dappere jongetje, inmiddels jongvolwassen. Zijn moeder had gezegd dat hij mij kon bellen. Hij had wat vragen. Ik hoorde zijn hartverscheurende vragen aan. ‘Hoe lang moest zijn vader in de gevangenis blijven?’ ‘Waarom was zijn moeder bij zijn vader gebleven?’ ‘Was het ergens ook niet haar schuld’ ‘Was het ook misschien zijn schuld dat dit gebeurd was?’ ‘Had hij het kunnen voorkomen ?’ ‘Hoe erg was het eigenlijk?’ Wat moest hij met zijn vader nu?’ ‘Moest hij hem ooit weer willen zien?’

Ik struikelde in mijn hoofd al snel over de leegheid van de antwoorden die ik probeerde te formuleren. Zijn vragen waren simpelweg te groot en mijn antwoorden te klein. Ik verzekerde hem dat hij geen enkele schuld had aan wat er gebeurd was en vroeg hem of het goed was dat ik hem de volgende dag terug zou bellen. Dat vond hij goed.

Na een nachtje piekeren bedacht ik me dat hij me eigenlijk had gevraagd op wie hij nu boos zou moeten zijn. Een best rare vraag, aangezien niet alleen de rechtbank, maar ook het gerechtshof en de Hoge Raad zijn gewelddadige vader hadden aangewezen. Dit jongetje had de misdaden van zijn vader met eigen ogen gezien, gehoord en gevoeld. Toch had hij deze vragen. Ik bedacht me hoe groot de loyaliteit van dit jongetje richting zijn vader moest zijn. Ik bracht hem in contact met iemand die hem beter kon helpen dan ik. Ik zei hem dat ie me altijd mocht bellen als ie nog vragen had of hulp nodig had.

Ik zeg als advocaat heel vaak tegen strijdende ouders in een echtscheiding dat als je tegen je kind kwaad spreekt over de andere ouder, je in feite ook kwaad spreekt over je kind. Ik vertel ze hoe belangrijk het is dat je kinderen niet in een loyaliteitsconflict brengt omdat dit schade toebrengt aan hun identiteit. Je verandert wie ze zijn. De loyaliteit van kinderen naar hun ouders toe is heel groot.

Pas nu besef ik echt hoe groot.

 
 
 

Wat een mooie oproep deed je tijdens de persconferentie afgelopen vrijdag. Je besteedde zomaar op prime-time aandacht aan geweld tegen vrouwen en kinderen. Of we allemaal wat meer op wilden letten. Goed hoor. Hard nodig ook.

Je vroeg ons om, als we ons zorgen maken, ‘de instanties’ te bellen die daarvoor zijn. Nou weet ik niet of je de laatste jaren naast je drukke coronawerk nog wel eens iets anders hebt gelezen of gezien, maar het gaat niet zo goed met die ‘instanties’. De kranten staan er vol van. Die instanties maken soms grote fouten en lopen over wat werk betreft. Personeel rent gillend weg en kinderen worden veel te weinig geholpen. Daar is iedereen het over eens.

Het gevolg daarvan is dat advocaten zoals ik, maar ongetwijfeld ook juffen, meesters, artsen, buurtteammedewerkers, hulpverleners, agenten, psychologen, rechters en burgers die ‘instanties’ niet zomaar meer durven te bellen of in te schakelen. We waarschuwen mensen soms zelfs voor inmenging van Veilig Thuis of jeugdzorg. En jij vraagt ons die instanties te bellen als we ons zorgen maken. Dat voelt niet zo goed meer, eerlijk gezegd.

Het probleem is dat het bellen van die instanties niet zonder gevaar is. Dat weten mensen die ermee te maken hebben allemaal, ook het eigen personeel. Dus ik bel niet meer zomaar. Ik waarschuw mensen soms ook actief voor de gevolgen. Dat wil ik natuurlijk niet, maar als advocaat moet ik wel. Ik ben namelijk beroepsmatig aansprakelijk voor de adviezen die ik geef. En in aanraking komen met die instanties is zeker niet altijd helpend.

Vandaar een oproepje van ons terug aan jou, beste Mark. Let jij ook alsjeblieft goed op. De jeugdzorg staat al best lang in brand. De verstikkende rook dringt onze maatschappij binnen en die trekt nog lang niet op. We maken ons al heel lang, hele grote zorgen. Gezinnen, maar met name ook kinderen raken onomkeerbaar beschadigd. We doen echt veel te weinig om dat te voorkomen. En daar kunnen die ‘instanties’ of hun medewerkers niet altijd zelf iets aan doen.

Vandaar mijn vraag aan jou. Wil jij ook wat beter opletten? Bel ons eens. Willekeurig wie. Dan vertellen we je waarom we niet zomaar meer bellen. Hoe gevaarlijk dat niet bellen soms ook is voor vrouwen en kinderen.

Hulp zoeken of weg gaan bij iemand die huiselijk geweld pleegt vergt moed. Moed die er niet zomaar is. Je bent immers beroofd van alles wat je was. Als maatschappij hebben we de verantwoordelijkheid te zorgen dat het alternatief voor dat geweld beter is, uitnodigt tot verbetering of vertrek. Dan helpen we die vrouwen en kinderen pas echt.

Er is dus werk aan de winkel, beste Mark. Let een beetje op onze kwetsbare medemens, met name deze kinderen. Ze verdienen veel en veel beter.

En degene die daarvoor kan zorgen ben jij.

 
 
 

Het is een triest einde van de week tegen kindermishandeling. Een moeder die ik al jaren bijsta in haar wens om een normale zorgregeling met haar dochter belt me om te zeggen dat ze het opgeeft. Ze doet afstand. Ze wil de relatie met haar 10-jarige dochtertje beëindigen. Ik voel mee met het 10-jarige meisje dat haar moeder plotseling niet meer zal zien en wellicht nooit zal begrijpen waarom haar moeder afstand neemt.

Het is het trieste resultaat van een jarenlang, afschuwelijk gevecht tussen ouders waarbij een vader niets ontziend zijn dochter steeds weer inzet maakt van ruzies en procedures. Deze moeder wil het haar dochtertje niet meer aandoen en meent dat zij het beste een stap terug kan doen. Ik heb het vaker meegemaakt en het went nooit. Het kiezen als ouder tussen twee kwaden is het moeilijkste van dit proces. Wanneer stop je en geef je het op? Wat is schadelijker voor kinderen: doorgaan of stoppen?

Misschien raakt het mij dit keer meer omdat het deze week meer dan 40 jaar geleden is dat mijn eigen moeder overleed. Ik mis haar niet iedere dag zoals meestal wordt gezegd. Ik mis haar ook niet wekelijks of maandelijks. Haar overlijden is iets waarmee ik al heel jong heb leren leven. Ik heb slechts een handvol mooie herinneringen aan een moeder wiens afwezigheid bepalend is geweest voor mijn vorming.

Ik denk aan dat kleine meisje dat haar moeder straks mist. Niet omdat zij is komen te overlijden, maar omdat haar moeder ervoor kiest. Voor haar bestwil, dat wel. Ik denk aan het uiterst pijnlijke, maar vooral onnodige proces waar dit meisje noodgedwongen doorheen zal gaan en voel voor haar. Het zal haar voorgoed veranderen.

Kindermishandeling wordt vaak geassocieerd met fysiek geweld. De vorm waaraan dit meisje bloot wordt gesteld krijgt mijns inziens veel te weinig aandacht, ook in deze week. Een ouder die de andere ouder bevecht om de aandacht van hun kind. Soms geen enkel middel schuwend om de andere ouder te beschadigen. Rechters, advocaten, jeugdzorg én samenleving staan erbij en kijken ernaar, maar hebben nog steeds te weinig invloed op de materie.

Het thema van deze week is ‘dichterbij dan je denkt’. Als (nabije) omgeving in een scheidingssituatie zie je vaak wel wat er gebeurd met ouders. Het wantrouwen, de situatie die zich verhard is vaak eerder zichtbaar vanaf een afstand. De schade voor kinderen ook.

Praat eens niet mee met de (ruziënde) scheidende ouder maar bevraag wat er gebeurd. Probeer die dochter/zoon/vriend/vriendin, broer of zus te herinneren aan het moment waarop ze voor elkaar kozen. Herinner hen aan hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kinderen. Verzacht de situatie in plaats van die te verharden. Het zou zo’n enorm verschil maken.

Het stopt immers niet, niet vanzelf.
En is dichterbij dan je denkt.

 
 
 

Vorig jaar kwam het Verweij-Jonker-Instituut met nieuwe cijfers. In bijna 70% van de gezinnen waar huiselijk geweld voorkomt houdt het geweld, ook na een melding bij Veilig Thuis, niet op. Als het al tot daadwerkelijk ingrijpen komt, is er lange tijd verstreken.

De afgelopen week liep ik voor het eerst in 14 jaar mijn kantoor uit omdat ik het te kwaad kreeg in bijzijn van een cliënte. Deze vrouw, maar ook haar kinderen, zijn allemaal slachtoffers van huiselijk geweld. Ze vertelde mij het gruwelijke verhaal over de mishandeling van haar en haar kinderen.

Ik ben na zoveel jaren van huiselijk geweldzaken best wel wat gewend. Één van de dieptepunten, tevens het moment waarop ik de kamer verliet, was dat vader als hij kwaad was hun zoontje vooraf vroeg op welke manier hij mishandeld wilde worden. Hij mocht kiezen waarmee (stok, zweep, riem etc) hij geslagen zou worden. Dan liep hij met hem een kamer in, deed de deur op slot, en voerde de straf uit. De andere kinderen hoorden hem dan schreeuwen.

Dit jongetje is inmiddels bijna volwassen, is emotioneel zwaar beschadigd en is onlangs nog op school, in het openbaar, door zijn vader mishandeld. De man is nog nooit veroordeeld voor zijn afschuwelijke daden, ondanks meerdere aangiftes. Hij is er zelfs nog nooit formeel op aangesproken.

Volgende week is het weer de week tegen kindermishandeling. ‘Dichterbij dan je denkt’ is het thema. Mooie woorden gaan er weer gesproken worden. Door belangrijke mensen. Maar hoewel ik het ieder jaar weer hoop, verandert er maar weinig. De jeugdzorg is een enorme puinhoop waar het dweilen is met de kraan open. Goede jeugdzorgwerkers haken af omdat het werk niet meer te doen is. Er is geen geld, geen hulp voor kinderen die het heel hard nodig hebben. De politie doet weinig, want er is ook daar geen geld en het heeft geen prioriteit. We staan erbij en kijken ernaar.

Het jongetje dat zelf zijn martelstraf uit mocht kiezen heeft het nakijken. Wat voor boodschap geven we hem door helemaal niks te doen? Wat voor toekomst gaat hij tegemoet? Het houdt inderdaad niet op. Niet vanzelf. We zouden beter moeten willen. We zouden beter moeten doen.

 
 
 

Ze zit fier naast me in de rechtbank. Ze heeft donker haar met prachtig blauwe ogen en een stralende lach.

Toen we de rechtbank binnen liepen kon ik niet anders dan stomverbaasd zijn over het enorme verschil met een jaar geleden toen we hier ook liepen. De bange, schichtige vrouw die me huilend smeekte om mee te gaan naar de strafzitting van haar echtgenoot lijkt in niets op de prachtige vrouw die nu naast me zit. Ik blijf maar zeggen hoe trots ik op haar ben.

De eerste keer toen ik haar zag wilde ze scheiden. Ze was na de zoveelste mishandeling door de politie naar een vrouwenopvang gebracht. Getraumatiseerd, een grauw gezicht met ingevallen ogen. Nu zie ik een prachtige jonge vrouw. Ze studeert en dat doet haar zichtbaar goed. Haar bijna ex-man is stomverbaasd als hij haar ziet.

Als we bij de zaal gaan zitten begint ze te giechelen. Ze was bang geweest voor dit moment. Het weerzien met de man die haar zelfvertrouwen afnam en haar zo hard sloeg dat ze er littekens aan over hield leek moeilijk, maar ze voelt alleen maar medelijden.

Het is bijzonder getuige te zijn van zo’n mooie ontwikkeling. De vrouw die gesluierd en gebroken binnenkwam laat nu haar prachtige gitzwarte haar en kracht zien. Misschien draag ik nog wel weer eens een hoofddoek zegt ze, maar niet vandaag.