Als ik een toga zie op tv, zet ik het geluid net ietsje harder aan. Daar zag ik u. Op het journaal. U sprak over de strafbaarheid van het heimelijk afdoen van een condoom tijdens seks. U bepleitte dat dit strafbaar is en dat het gekwalificeerd moet worden als verkrachting. Ik wist niet wat ik hoorde. Nog voor de wetswijziging een feit is! Ik keek het nog eens terug en het was toch echt zo. Het raakte me.

Jaren geleden stond ik een jonge vrouw bij die precies dit was overkomen. Ze raakte ongewenst zwanger en kreeg het kindje. De vader wilde niks van moeder of kind weten. Een paar jaar later kwam vader toch in beeld en kwam hij op een hele nare manier zijn recht halen op gezag en omgang.

Moeder wilde niks. Was bang voor de vader en vertelde haar verhaal. Hoe kwetsend het voor haar was geweest en dat het als geweld had gevoeld. Lang verhaal kort: het gezag en de omgang kwam er. Ik zal nooit vergeten dat de rechter tijdens de zitting tegen cliënte zei dat als ze met meneer geen kinderen wilde, ze geen gemeenschap met hem had moeten hebben. Ik heb me zelden zo geschaamd.

En nu, nu zie ik u op tv. Stealthing, want zo heet het, ten diepste veroordelen. Het als seksueel geweld kwalificeren. In uw toga. En dan is het echt.
Of de rechtbank u zal volgen weet ik niet. Ik hoop het. Het belangrijkste is: de eerste stap is gezet. Het debat is geopend. Wat mijn cliënte meemaakte was zonder meer geweld.

De laatste jaren is er veel gebeurd op het gebied van seksueel- en huiselijk geweld. Voorbeelden zijn de strafbaarstelling van wraakporno en vorig jaar nog een veroordeling voor kindermishandeling waarbij het kind niet zelf wordt mishandeld maar aanwezig is tijdens de mishandeling van zijn moeder. Dat zijn grote stappen vooruit.

De principiële keuzes die u en uw collega’s maken hebben ook grote gevolgen voor ons werkzaam in het familierecht. Gedrag strafbaar stellen en de aandacht daarvoor leidt voor ons tot het eenvoudiger aantonen van de ernst van gedragingen en het beter beschermen van slachtoffers en hun kinderen achter hun voordeur ná de strafbare gedragingen. Er is daar nog heel veel winst te behalen. We begrijpen nog lang niet altijd even goed wat geweld is. U legde dat deze week nog eens helder uit. Dank daarvoor.

 

 

 

 

 
 
 

Gisteren deelde ik een stukje over een voor mij bijzondere dag deze week waar ik, ook al ken ik het onderwerp van haver tot gort, toch weer veel leerde over intieme terreur / dwingende controle. Ook na 15 jaar en honderden huiselijk geweld zaken verder, leer ik nog altijd bij. Denken dat je, om welke reden dan ook, de waarheid in pacht hebt, is onverstandig.

Vandaag werd ik er op geattendeerd dat een uitspraak over dit onderwerp waarin ik zelf als advocaat optrad, gisteren is gepubliceerd. Hierin heeft het gerechtshof (onder andere) het gezamenlijk gezag beëindigd en tevens de vader het recht op omgang ontzegd. Het is niet mijn gewoonte ‘eigen’ uitspraken te delen, maar gezien de vele reacties gisteren is het wel passend en geeft het wellicht ook wat hoop aan iedereen die dit nodig heeft. Hier is de uitspraak van het gerechtshof te vinden: https://lnkd.in/ePkmA4t3

Interessant is zeker ook de uitspraak in dezelfde zaak bij de rechtbank: https://lnkd.in/eBMM9_wf
Lees vooral ook het afwijkende standpunt van de jeugdbescherming en de raad voor de kinderbescherming. Soms is het voor mij onbegrijpelijk dat de ernst van gewelddadig gedrag en het effect hiervan op kinderen op de korte én lange termijn niet altijd wordt ingezien.

Overeind blijft dat het lastig is om deze vorm van geweld te doorzien en te bewijzen. Een strafrechtelijke veroordeling helpt dan, maar is in het familierecht niet zaligmakend. Wat helpt is claims van ernstig psychisch geweld heel goed te onderzoeken. Door politie, OM, jeugdbescherming, hulpverlening, Veilig Thuis, de raad voor de kinderbescherming, de advocatuur én de rechterlijke macht. Vrouwen, mannen, en ook kinderen hebben het recht te leven zonder angst. Tijdens, en ook na het verbreken van een relatie. We zouden daarin (heel) veel meer kunnen doen.
Liever vandaag nog dan morgen.

(Ik kan uiteraard geen nadere toelichting geven op de beschikking noch meer details delen over deze zaak. Hier om vragen heeft geen zin).

 

 

 
 
 

Ik had de rechtbank gevraagd de Raad ter zitting uit te nodigen. Dit omdat de GI het ook niet meer wist. Mijn cliënte had ik afgeraden nog aan gezamenlijke gesprekken deel te nemen. Het geweld had lang genoeg geduurd. In bijzijn van hulpverleners werd ze beschreeuwd, vernederd en gekleineerd. Niemand greep in en geen van de hulpverleners had hierover gerept.

In de stukken stond dat er een ‘moeizame’ samenwerkingsrelatie was tussen ouders. Mijn cliënte werd in gesprekken, maar ook via de mail, als ‘onbekwaam’ weggezet. Een continue stroom aan klachten viel haar ten deel. ‘Ernstige psychische problemen’ aldus vader. Hij had gevraagd om de zorgregeling met moeder te beperken.

Ik had mijn best gedaan voldoende bewijs toe te voegen van het agressieve gedrag. Dat viel niet mee omdat niemand openlijk schreef dat vader agressief was richting moeder. Toen moeder eens vroeg waarom dit was zei een hulpverlener dat als hun kind het dossier op zou vragen, dit kenbaar zou zijn. Een drogreden natuurlijk, maar ze moest het ermee doen. Feit was dat de hulpverleners zelf bang waren voor vader. Ondertussen hielpen ze dit meisje niet en kon vader ongestoord doorgaan.

Wat was ik blij toen ik jou bij die zittingszaal zag. Grondig en direct, dat was je signatuur. Goed voorbereid en fair naar beide ouders. Je stelde altijd vragen. Oók als ze schuurden. Zo ook vandaag. Waar de rechtbank nauwelijks inging op de agressie, vroeg jij zonder omwegen aan de jeugdbeschermer of ze mee had gemaakt dat vader agressief was jegens moeder. De jeugdbeschermer schrok duidelijk van die vraag. ‘Vader kan wel eens erg dwingend zijn in gesprekken’ zei ze na enig aandringen.

‘Ik lees hiervan niks terug’ zei je. ‘Waarom is dat?’ Het zou escalerend werken volgens de jeugdbeschermer. ‘U laat wel belangrijke informatie weg’ was je weerwoord. Ik zag mijn cliënte naast me ineens snikken. Ze zag “live’ gebeuren waar ze zó naar snakte. Dat iemand openlijk zag en besprak wat zij en haar dochtertje meemaakten was voor het eerst.

In de beschikking die volgde was je advies te lezen. Geen gezamenlijke gesprekken, hulp aan moeder en kinderen om hun positie te versterken, hulp aan vader om met zijn agressie om te gaan en hulp om zijn rouwproces af te ronden. Een beperking van de zorgregeling met vader als de hulp aan vader niet snel van de grond kwam. Ter zitting sprak je de hoop uit dat vader zijn focus op de kinderen zou gaan leggen. Aan de jeugdbeschermer gaf je mee om geen gezamenlijke gesprekken te organiseren als er agressie in het spel is.

De rechter zat er wat stilletjes bij toen je de zitting overnam en deed wat de rechter had moeten doen. Vragen stellen, vragen stellen, vragen stellen. Ook (of misschien wel juist) de ingewikkelde.

Na de zitting schudde ik je de hand. Dat ging heel professioneel. Ik hoopte dat mijn ‘dankjewel’ overkwam en dat de diepe buiging en het vreugdedansje dat ik eigenlijk had willen doen in mijn ogen te lezen was.

 
 
 

‘Je gaat heel blij worden’ riep mijn collega opgewonden door de telefoon. ‘Fijn, maar hoezo?’ ‘Er is een uitspraak in de zaak van meneer X.’ Ik werd inderdaad heel blij. Mijn cliënt kreeg precies wat hij had gevraagd. Toch knaagde het behoorlijk toen ik even later uw uitspraak las.

Ik las het gevreesde ‘ouders’ terug. U legde de verantwoordelijkheid voor de afschuwelijke situatie voor een meisje niet waar die moest liggen, bij moeder, maar bij beide ouders. En hoe meer ik las, hoe meer buikpijn ik kreeg. ‘Ouders hebben de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid de situatie die is ontstaan voor de minderjarige te stoppen’.

Ik weet, en u ook gezien uw beslissing, dat moeder in deze het probleem is. Ze geeft haar kind allesbehalve de mogelijkheid om vrijelijk van haar vader te houden. Dat is overduidelijk. Niet alleen vader en de hulpverlening maken daar gewag van, het blijkt ook onomwonden uit het gedrag van het meisje zelf.

Vader vond het, ondanks het feit dat de situatie drastisch in zijn voordeel verandert, ook best lastig uw woorden te lezen. Hij begreep het niet en in een rechterlijke uitspraak medeverantwoordelijk te worden gehouden voor de pijnlijke situatie waarin zijn dochter zich bevond was in zijn ogen onrechtvaardig. Ik kon niet anders dan het met hem eens zijn. Ik begreep het ook niet.

Toen ik de volgende dag opstond had ik nog de nasmaak van uw uitspraak in mijn mond. Ik vroeg me af of de woorden van mijn cliënt nog nadreunden of dat het mijn ego was dat in de weg zat. Ik had hard gewerkt aan de stukken om u uit te leggen wat er gaande was en in tegenstelling tot wat ik gebruikelijk aan argumenten terugvind in een beslissing, was daar nu geen spoor van te bekennen. Had ik het dan toch verkeerd gezien?

Vaak vraag ik rechters om naar details te kijken om te snappen wat er tussen ouders gebeurd. Nu moest ik zelf terug naar de stukken om te kunnen begrijpen waarom u schreef wat u schreef. Al lezende begon ik het te begrijpen. Dit meisje kreeg via haar moeder alle processtukken voorgeschoteld. U ging er (denk ik) vanuit dat dit ook nu zou gebeuren. Als u moeder alleen verantwoordelijk zou houden zou dit meisje zich mogelijk zelf schuldig gaan voelen omdat ze lange tijd in woord en daad een verlengstuk van haar moeder was geweest.

De gedachte dat u de ingewikkelde dynamiek waarin dit meisje zich bevond zó goed had begrepen raakte me diep.
Soms is het best jammer dat ik u niet even kan bellen om te vragen of ík het goed heb begrepen. Of om te zeggen hoe ontroerend mooi het is wat u voor dit meisje deed.

 
 
 

Soms gebeurt het ineens. Onaangekondigd en ongecensureerd. Een familierechter die ingewikkelde en kritische vragen stelt. Die het aandurft in de rechtszaal het moeilijke gesprek te voeren. Die openlijk de vinger op de zere plek legt en doorvraagt. U bent zo’n rechter. Het zal u vast verbazen, maar veel rechters doen dat niet.

Als advocaat die zich voornamelijk bezig houdt met complexe echtscheidingen en complexe omgangsrelaties heb ik geleerd geen grote woorden te gebruiken. Ik gebruik zelden de woorden geweld, liegen, dwingende controle, intieme terreur, stalking, ouderverstoting of misbruik. Dit, terwijl bijna al mijn zaken in meer of mindere mate hierover gaan. Ik heb geleerd dat de gemiddelde familierechter deze woorden maar moeilijk kan horen. Ze zeggen dan dat ouders ruzie maken, het conflict opzoeken. En dus vermijd ik meestal grote woorden. In plaats daarvan beschrijf ik gedrag.

Ik heb geleerd, net als veel van mijn cliënten (en collega’s), om op eieren te lopen. Cliënten omdat ze bang zijn een nare reactie bij hun ex-partner uit te lokken, ik omdat ik u niet tegen mij in het harnas wil jagen. Want uw collega’s, althans een deel van hen, mijdt het conflict. Ze houden niet van grote woorden. Ze houden ook bijna automatisch beide ouders verantwoordelijk voor een conflict. Nog voordat ze het goed en wel hebben onderzocht. Spreken soms over ‘schuld’ omdat ‘waar twee vechten, twee schuld hebben’. Ze zien de eieren niet. En soms ook de werkelijkheid niet. Waardoor er voor kinderen en ouders niks wordt opgelost.

Zo niet u. U stelde zonder omwegen moeilijke vragen. U was heel duidelijk. Zocht ook de discussie op. U wilde het begrijpen. En ik ontspande. Het ontroerde me omdat u zelf die ingewikkelde woorden, die ik soms zo naarstig vermijd, ging gebruiken. Toen u mij het woord gaf, zei ik dat ik niks toe te voegen had. U keek mij vragend en onderzoekend aan, want ik had nog niks gezegd. Ook toen u mij de tweede keer het woord gaf onderdrukte ik de neiging om toch iets te gaan zeggen en liet ik mijn beurt opnieuw aan me voorbij gaan.

Feit is dat ik niks hoefde te zeggen. Uit uw vragen bleek dat u precies wist waar het over ging. U had onze stukken goed gelezen en legde uw vinger op alle zere plekken. Het voorkwam dat ik grote woorden moest gebruiken. Het voorkwam dat ik in de rechtszaal ook maar iets over de andere ouder hoefde te zeggen. U voorkwam dat de ene ouder tegenover de andere kwam te staan.

Het zorgde er voor dat mijn cliënte, maar ook ik, wat u ook zou gaan beslissen, daar vrede mee kon hebben. Omdat we wisten dat u het conflict en de dynamiek begreep. U had het immers ter zitting, in alle openheid en in bijzijn van alle partijen, heel grondig onderzocht.

En dat, precies dat, zorgde voor vertrouwen.

 
 
 

Ik las het onderzoek van uw bestuursrechtelijke collega’s ‘recht vinden bij de rechtbank’ en was diep onder de indruk. De brieven van de rechters zelf maakten het een persoonlijk document. De twijfel, eerlijkheid, de worsteling met recht en rechtvaardigheid gaven een ongebruikelijk en indrukwekkend inkijkje in uw werk.

En nu gaat u hetzelfde doen. Mijn wens zou zijn dat u reflecteert op de basisregels voor civiele rechters. Dit komt uit de beroepsopleiding voor advocaten:

De kern van de mondelinge behandeling is dat de civiele rechter samen met procespartijen en hun advocaten de voor de zaak relevante feiten en omstandigheden kan vaststellen die hij nodig heeft voor zijn beslissingen in een einduitspraak. De rechter moet daarbij het verzochte en de daartegen aangevoerde verweren binnen de door de wet bepaalde grenzen in acht nemen.

Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een volledige inhoudelijke behandeling bevordert dat de beslissingen van de civiele rechter zoveel mogelijk steun vinden in de feiten en dat de einduitspraak voor partijen aanvaardbaar is. Waarheidsvinding is voor de civiele rechter en partijen in alle zaken een leidend beginsel van procesrecht en bewijsrecht. Uitgangspunt op elke zitting is dat de civiele rechter het dossier inhoudelijk heeft bestudeerd en de zaak goed kent.

Dit verwacht de gemiddelde advocaat (en cliënt) dus van u. Een goede basis om op te reflecteren. Ik denk dat u moet vaststellen dat het bovenstaande in lang niet alle zaken opgaat. Het vaststellen van feiten is in het familierecht niet heel gebruikelijk. Waarheidsvinding is meer uitzondering dan regel is mijn ervaring. Soms denk ik wel eens dat u per abuis alleen uw mediator jas heeft aangetrokken en vergat uw toga daarover heen aan te doen.

Beste rechter, ik weet dat u ons als advocaten soms maar lastig vindt, zo behandelt u ons soms ook. We zijn echter een belangrijke bron van informatie. Wij weten wat er met partijen gebeurt ná uw beslissing. Wij zien als geen ander hoe effectief uw beslissingen zijn en waarom of waarom niet. We voelen die gezamenlijke verantwoordelijkheid voor uw beslissing omdat onze cliënten met de ingrijpende gevolgen daarvan moeten (leren) leven.

Mijn verzoek aan u is dat u meer samenwerkt met advocaten, hoe lastig we soms ook zijn. Vraag dóór op waarom we vinden wat we vinden en vind daar ook vooral iets van. Wees nieuwsgierig en kritisch. In die volgorde. Daag uzelf uit. Daag ons uit. Ouders en kinderen verdienen dat. Het is hun leven waarover u beslist. En eis ook van uw werkgever de tijd die u nodig heeft om tot een zorgvuldige beslissing te kunnen komen. Ook dat hoort bij het dragen van verantwoordelijkheid.

Mijn ervaring is dat als je samenwerkt met anderen, je het meeste leert over jezelf. En wellicht voelt het voor u (nog) niet zo, maar we komen misschien van verschillende schepen, we bevinden ons onmiskenbaar in dezelfde boot.

 
 
 

Ik weet niet wie het bedacht heeft, of wanneer, maar mijn oog viel er net pas op. Het zijn van die zinnen die standaard in een vonnis staan en die we als advocaten eigenlijk nooit lezen.

‘Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. I.L. Rijnbout, in samenwerking met mr. F.A.M. Bouwhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021 en schriftelijk uitgewerkt op 31 augustus 2021’.

‘Genomen door de rechter In samenwerking met de griffier’ in plaats van ‘in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier’.

De zin ontroerde me en ik dacht direct aan de gerechtssecretaris die mij als net afgestudeerde meester in de rechten begeleide tijdens mijn eerste periode als rechterlijk ambtenaar in opleiding (raio) bij de rechtbank. Ik kwam als relatief ‘oude’ student net uit de collegebanken en wist maar weinig van het recht. Ik leerde van hem niet alleen een vonnis schrijven, maar ook een dossier fileren en analyseren. Bovendien vertelde hij me alles over de rechtbank zelf en de gebruiken en de normen en waarden die daar gelden.

Gedurende de echt fantastische opleiding die ik bij de rechtbank genoot leerde ik veel van rechters, maar minstens zoveel van de gerechtssecretarissen, de medewerkers die in vonnissen griffier worden genoemd. De meesten uiterst bekwame juristen die nooit een zitting leiden, maar niet zelden in de voorbereiding en afwikkeling van rechtszaken verschil maakten.

Ik vind het echt geweldig dat uw rechtbank de griffier met die zinsnede in het vonnis de plek geeft die hij/zij verdient. Door ‘in samenwerking met’ te hanteren erkent de rechtbank in vonnissen, en dus in het openbaar, de belangrijke ondersteunende rol die griffiers spelen in de rechtspraak. Het is maar één zin in een vonnis, maar het maakt, zo neem ik zomaar aan, voor hen een wereld van verschil.

 
 
 

Ik schrijf dit briefje niet aan uw medewerkers, maar aan u. Bij u ligt de eindverantwoordelijkheid voor de belangrijkste taak in conflictscheidingsland. Hét onderzoek waarop alles wordt gebaseerd. Rechterlijke uitspraken, hulpverlening en hoe we aankijken tegen kinderen en ouders.

Ik wil graag drie wensen aan u kenbaar maken. Mijn eerste wens is dat u direct stopt met ouders ‘cliënten’ te noemen. Dat zijn ze niet. Ouders en kind zijn het onderwerp van onderzoek, noem ze dan ook zo. U heeft vergaande dwingende bevoegdheden die u ook tegen hen gebruikt, dat verhoudt zich niet met de term cliënt. Die term schept verwachtingen bij ouders, maar geeft ook een oneigenlijke opdracht mee aan uw medewerkers. Uw cliënten zijn de rechtbank, de GI en de Staat. Daar hoort geen misverstand over te bestaan.

Mijn tweede wens zou zijn dat u wérkelijk aan onderzoek en waarheidsvinding gaat doen. Dat u stopt met alleen een ‘meningencarroussel’ ten grondslag te leggen aan uw soms zeer verstrekkende adviezen. Die adviezen (waaronder uithuisplaatsingen van kinderen) alleen baseren op meningen kan echt niet. Alleen ouders, kind, school, huisarts en hulpverlening bevragen is onvoldoende. Onderzoek impliceert dat u alles wilt weten. Meningen, maar vooral ook feiten. Vervolgens dient u de verkregen informatie te toetsen, zoals het een ware onderzoeker betaamt.

Mijn derde wens is dat u gaat begrijpen wat hoor en wederhoor is. Uw onderzoek is al afgerond vóórdat u ouders laat weten wat er in de meningencarroussel over hen is gezegd. U noemt het nog wel ‘concept’ maar wijzigt alleen nog feitelijke onjuistheden. Dat is wat mij betreft niet juist. Hoor en wederhoor impliceert dat u de mening (en eventueel tegenbewijs) van ouders over wat anderen over hen zeggen meeneemt in uw onderzoek én in uw advies. Die stap slaat u volledig over. U voegt de schriftelijke mening van ouders toe aan uw onderzoek en miskent daarmee het principe van hoor en wederhoor ín uw onderzoek volledig.

Rechters, maar ook advocaten, herkennen een goed uitgevoerd onderzoek direct en zullen daar zonder meer naar handelen. Ik als advocaat kan een ouder dan ondersteunen bij het accepteren van uw adviezen waardoor de gang naar de rechter eenvoudiger wordt. Als het een gebrekkig onderzoek betreft kan ik dat niet en moet ik de ouder gaan ondersteunen in datgene wat tijdens het onderzoek al had moeten gebeuren, namelijk hoor en wederhoor. Mijn collega aan de andere zijde doet hetzelfde omdat ook die ouder tijdens het onderzoek onvoldoende is gehoord. Ouders komen dan (weer) lijnrecht tegenover elkaar te staan.

Ouders zijn verreweg het meest belangrijk voor de kinderen die u beschermt. Zij hebben ook de meeste invloed op het welzijn van hun kinderen. U hoeft het niet met hen eens te zijn, maar u zou hun mening over wat er óver hen gezegd wordt veel serieuzer moeten nemen. Pas dan heeft u voldaan aan hoor en wederhoor. Pas dan beschermt u kinderen écht.

 
 
 

‘Hoe is het nu voor u om hier zo te zitten?’ vroeg u steevast aan het begin van iedere zitting. U glimlachte er dan vriendelijk bij, partijen in u opnemend. Partijen antwoordden dan, meestal schoorvoetend, op die voor hen onverwachte vraag. U moedigde hen aan te praten over hoe ze zich voelden. Soms volgde er nog een vraag ‘waarom bent u dan zo boos/teleurgesteld/verdrietig/bang?’ En wat er ook geantwoord werd, u zei altijd: ‘ik kan me best voorstellen dat u zich zo voelt’ of ‘wat ontzettend naar voor u’.

Soms hoorde je dan een kleine zucht in de rechtszaal. Alsof er een ballon leeg liep. Soms moest er iemand huilen. Ik vond uw vraag de eerste keren wat ongemakkelijk, wat weinig zakelijk. Maar al snel zag ik het nut ervan in. Cliënten voelden zich vaak al gehoord aan het begin van de zitting. Ze lieten daartoe zo uitdrukkelijk uitgenodigd ook vaak meer van zichzelf zien, en u kwam beter ‘binnen’ bij hen. ‘Fijne man’ was bijna altijd het oordeel van cliënten na de zitting. Een enkeling vond u een beetje raar.

Maar hoe voorspelbaar uw eerste zin ook was, uw zittingen waren dat maar zelden. Soms kon mijn voorbereiding al na een paar minuten de prullenbak in omdat hetgeen ik vooraf geschreven had niet meer passend was. Vaak ging je als advocaat dan maar mee met ‘de flow’. Feit was dat partijen vaak beter uit die zittingen kwamen dan ze erin gingen. Soms kwam er zomaar ruimte om een zaak te schikken, wat voor iedereen een opluchting was.

U bent inmiddels niet meer werkzaam bij diezelfde rechtbank. Soms denk ik nog weleens aan u als de rechter van dienst het dossier opent en haar/zijn vragen op ouders afvuurt, of erger, advocaten eerst aan het woord laat. Dan mis ik die zucht, die ballon die leegloopt. Het ontspannen van gespannen partijen die geen mogelijkheden meer zien.

En hoewel ik in eerste instantie dacht dat het een trucje was, ken ik nu de waarde van die ene vraag, die bijzondere start van iedere zitting. Uw oprechte belangstelling en uw vriendelijke glimlach waren er altijd, voor iedereen. U bouwde zo in korte tijd een vertrouwensrelatie op met beide partijen. Zonder te oordelen stelde u moeilijke vragen en drong u in alle eenvoud door tot de kern. Openlijk begrip tonend voor akelig gedrag en hoe het toch zo ver gekomen was. Daar waar nodig was u scherp en gebruikte u uw rechterlijk gezag om samen met partijen te reflecteren op dat gedrag. En altijd was daar die vriendelijke glimlach.

Soms zijn mensen geboren voor hun vak. Lijkt hun beroep hen te passen als een tweede huid. Dat geldt ook voor u. Het was leerzaam en soms ontroerend u te mogen zien werken. Ik leerde veel van uw vraagstelling, van uw houding en van uw eenvoud. Ik leerde gaandeweg ook dat het ‘zachte’ begin van uw zitting meestal ook kon rekenen op een zachte landing van uw vonnis.

 
 
 

Zelden kreeg ik zoveel bijval uit onze mooie beroepsgroep als na mijn bericht vorige week aan een rechter die in een omgangskwestie beide ouders ter zitting ter verantwoording riep, terwijl er duidelijk één ouder aan het vechten was. Ferm sprak ik over rode kaarten, buitenspel en blessuretijd. Velen van u waren het roerend met mij eens.

Als je kritiek uit op een ander past het ook om bij jezelf te rade te gaan of zaken beter kunnen. Wij lijken als advocaten vaak gemakkelijker uit te delen dan te incasseren. Onze toga, maar meer nog onze scherpe tong, maakt dat mensen al huiverig zijn voordat we ook maar één woord hebben gezegd. Ook ons past enige zelfreflectie. Ook wij zouden kritischer moeten zijn op onze houding, op ons werk. Ook wij hebben in het mijnenveld van de conflictscheiding iets uit te leggen.

Die gedachte bracht mij direct terug naar uw zaak, zo’n 8 jaar geleden. U stond ter zitting uw best te doen de rechter uit te leggen wat de vader in kwestie allemaal gedaan had. U vertelde over hoe vader agressief was en moeder steeds opnieuw kwelde. Hoe zijn kinderen na weekenden bij vader verdrietig thuis kwamen en de weekenden daarna nauwelijks te bewegen waren opnieuw naar hem toe te gaan. U overtuigde de rechter van uw gelijk om de zorgregeling te beperken.

Vader keek diep verdrietig de rechtszaal in. Ieder woord leek hem te raken. Uiteindelijk stroomden de tranen over zijn wangen. Hij vertelde de rechter dat het niet waar was wat u vertelde. Dat zijn ex-vrouw hem weg wilde houden bij zijn kinderen uit wrok. Hij had een goede relatie met zijn kinderen, zo zei hij. De voorbeelden daarvan rolden over zijn tong.

En ineens zat u daar, stilletjes op uw plek. Het ongemak straalde van uw toga. Het raakte u wat vader zei, ik zag het. Ergens wist u dat het waar was. Was het het intens diepe verdriet dat u zag? Of was u misschien verward door de milde glimlach op het gezicht van uw cliënte bij de tranen van de gebroken man die de rechter smeekte om meer contact met zijn kinderen.

U zag ineens dat u het bij het verkeerde eind had. Dat deze vader niks verkeerd deed. Dat uw cliënte u wellicht van alles op de mouw had gespeld en u onvoldoende kritisch was geweest. Dat u onvoldoende had doorgevraagd. Onvoldoende bewijs had gevraagd. Uw werk was onvoldoende. En dat had ernstige gevolgen.

Die advocaat? Dat was ik. Ik was het die te weinig kritisch was geweest. Me te weinig had afgevraagd of alles wat me werd verteld wel waar was. Ik had het gewoon zomaar in een rechtszaal, in toga, herhaald. Simpelweg omdat het overtuigend werd gebracht. Achteraf schaamde Ik me en lag ik er weken wakker van. Het spijt me nog steeds. Gelukkig kreeg ik niet veel later de kans het recht te zetten. Het zou me daarna nooit meer gebeuren.

Ervaring is soms een afschuwelijke en genadeloze leermeester. Het neemt je eerst het examen af en leert je dan pas de les.